U bent hier

Rechten

Nieuwe begrotingsregels J&V moeten gunstiger zijn voor sociaal advocaten

Mr. Online (juridisch nieuws) - 18 maart 2024 - 10:13am

In het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand krijgen rechtsbijstandverleners – advocaten, mediators en bijzonder curatoren – een vergoeding op basis van een forfaitair systeem. Wordt de zaak daadwerkelijk gedeclareerd, dan geldt het tarief per forfaitair punt (het ‘punttarief’) dat van toepassing was op het moment dat die toevoeging werd afgegeven. Gebeurt dat in hetzelfde jaar, dan is er niets aan de hand. Maar als er jaren overheen gaan voordat een zaak is afgerond, dan kunnen rechtsbijstandverleners een lagere vergoeding per punt ontvangen dan de vergoeding die geldt op het moment dat de zaak wordt afgerond. Deze werkwijze pakt dan nadelig voor hen uit, schrijft Weerwind in een brief aan de Tweede Kamer.

Te laag tarief

Uit cijfers blijkt dat dit in 56 procent van de toevoegingen niet speelt: deze zijn gedeclareerd en vastgesteld in het jaar dat ze zijn afgegeven, waarvoor dus een en hetzelfde tarief geldt. Maar in 44 procent van de gevallen zijn de toevoegingen ná het jaar van afgifte gedeclareerd, waarbij het punttarief lager is dan het actuele punttarief. In 4 procent van de gevallen is de toevoeging afgegeven in 2018 of nog daarvoor. Deze sociaal advocaten krijgen dan niet de vergoeding die hoort bij het jaar van declareren, maar het tarief dat gold toen de toevoeging werd afgegeven. Door de jaarlijkse indexering krijgen ze dus het oudere, lagere tarief. Kamerlid Joost Sneller (D66) diende hierover een motie in, die werd aangenomen. Met zijn aangekondigde onderzoek reageert de minister op die motie.

Perverse prikkels

De minister gaat nu onderzoeken of sociaal advocaten voortaan het ‘actuele’ tarief kunnen krijgen, en of de begrotingssystematiek van J&V moet worden aangepast. Daarbij moet hij rekening houden met mogelijke perverse prikkels: hoe later een advocaat declareert – en dat kan tot vijf jaar na afronding van de zaak – hoe hoger het tarief zal zijn. Wordt steeds het actuele tarief gehanteerd, dan kan dit ertoe leiden dat sociaal advocaten zo laat mogelijk declareren. Ze kunnen ook een zaak proberen te rekken, maar de minister denkt niet dat advocaten die strategie zullen volgen.

Inkomen van rijksambtenaar

Een nadeel van het actuele tarief is dat goed moet worden bijgehouden wat in welk jaar gebeurt, en dat brengt grote uitvoeringsproblemen en een complexe administratie met zich mee. De voorgestelde maatregel gaat volgens de minister ongeveer 12 miljoen euro per jaar kosten. Het streven is dat een sociaal advocaat die per jaar 1.200 forfaitaire punten haalt, evenveel verdient als een rijksambtenaar in schaal 12, trede 10: een netto maandinkomen van € 6.320.

‘Teleurstellend’

De Nederlandse orde van advocaten (NOvA) vindt het teleurstellend dat de minister nu geen stappen zet om de vergoedingen mee te laten bewegen met de steeds wijzigende werkzaamheden van sociaal advocaten. De NOvA wil voorkomen dat elk jaar opnieuw ad hoc financiering moet worden gezocht en dringt aan op een structurele verbetering.

Het bericht Nieuwe begrotingsregels J&V moeten gunstiger zijn voor sociaal advocaten verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Mag een winkel beveiligingscamera’s de pinapparaten laten filmen?

IusMentis - 18 maart 2024 - 8:07am

Een lezer vroeg me: Een grote, bekende winkel heeft camera’s boven de balies hangen. Hierop zijn de pinpads van de pinapparaten haarscherp zichtbaar. Er wordt geen gebruik gemaakt van privacy masking, waardoor het kinderspel is om pincodes van klanten op de beelden te bekijken. Mijn vraag is: mag een winkel de pincodes van klanten filmen? Op het eerste gezicht lijkt me dit een foutje. Men wil de balies filmen zodat bijvoorbeeld winkeldieven en onrustmakers op beeld vastliggen. Daartoe is een camera opgehangen op een gunstige plek, en niemand heeft daarbij gedacht aan de zichtbaarheid van de pinpads.

Een dergelijke fout is in dit geval een AVG issue, namelijk artikel 32 dat adequate beveiliging van persoonsgegevens vergt, en meer algemeen van artikel 24 dat eist dat je passende technische en organisatorische maatregelen neemt om naleving van de AVG te borgen. Voor mij zou het dus voor de hand liggen om een mask in te stellen bij de camerabeheersoftware, zodat precies de pinpads niet meer herkenbaar vastgelegd worden.

Je zou als winkel de afweging anders in kunnen steken, uitgaande van de aanname dat de beelden veilig opgeslagen staan en alleen bekeken worden als sprake is van een incident. Daarbij kijkt men op tijdcode bepaalde beelden terug, dus dat Wim ’s ochtends om half tien 1-2-3-4 typte zal niemand zien als we om drie uur kijken hoe Hans zich misdroeg.

Blijft over het risico van datalekken, hier dus het laten stelen van de beeldopnames. Als je de beelden automatisch wist na zeg een dag dan is dat risico redelijk beperkt, en wellicht is een opstelling mogelijk waarbij toegang tot de beelden via het netwerk onmogelijk is. (Ik realiseer me dat veel camerasystemen netwerktoegang eisen.)

Je maakt dan de afweging dat het restrisico acceptabel is, met de bijkomstige aanname dat mensen gewend zijn hun pincode af te schermen bij het typen, zodat de kans dát er een pincode in beeld komt heel klein is. Tel daarbij op dat een eventuele beelddief óók nog de pinpas van de gefilmde te pakken zou moeten krijgen, en ik zou snappen dat je dit een verwaarloosbaar risico vindt.

Arnoud

Het bericht Mag een winkel beveiligingscamera’s de pinapparaten laten filmen? verscheen eerst op Ius Mentis.

Nieuwe EU-regels voor productaansprakelijkheid en opkomst AI

Mr. Online (juridisch nieuws) - 15 maart 2024 - 4:57pm

In september vorig jaar heeft de Commissie twee voorstellen goedgekeurd om de regels voor wat betreft productaansprakelijkheid af te stemmen op het digitale tijdperk, de circulaire economie, en om te garanderen dat er altijd een bedrijf in de EU verantwoordelijk is voor een product dat van buiten Europa wordt geïmporteerd.

Het voorstel wil de bewijslast verlichten als het gaat om ingewikkelde zaken. Het is de bedoeling dat het drempels wegneemt voor het instellen van vorderingen, terwijl het ook de belangen van fabrikanten en consumenten in het algemeen zeker wil stellen.

Oud

De huidige EU-regels voor wat betreft productaansprakelijkheid, die vooral zijn gebaseerd op de risicoaansprakelijkheid van fabrikanten, zijn bijna 40 jaar oud. Moderne aansprakelijkheidsregels zijn volgens de Europese Commissie belangrijk in het licht van de groene en digitale ontwikkelingen, vooral als het gaat om nieuwe technologieën zoals artificiële intelligentie. Het gaat erom bedrijven rechtszekerheid te bieden en ervoor te zorgen dat consumenten goed worden beschermd als er iets misgaat.

Moderniseren

In de eerste plaats is er voorgesteld de bestaande regels voor wat betreft de risicoaansprakelijkheid van fabrikanten voor producten met gebreken te moderniseren, uiteenlopend van slimme technologie tot geneesmiddelen. De aangepaste regels zullen bedrijven meer rechtszekerheid bieden, zodat zij kunnen investeren in nieuwe producten. Maar personen die schade ondervinden door defecte producten, waaronder digitale en opgeknapte producten, zullen dankzij de nieuwe regels ook een schadevergoeding kunnen krijgen. De Commissie stelt een harmonisatie voor van de nationale aansprakelijkheidsregels voor artificiële intelligentie (AI), zodat slachtoffers van AI-gerelateerde schade gemakkelijker kunnen worden vergoed.

Duidelijk

De aansprakelijkheidsregels moeten dus duidelijker en billijker zijn voor bedrijven die hun producten willen vernieuwen. Maar ze gelden ook voor consumenten, bij schade veroorzaakt door producten zoals robots, drones of ‘smart-home’-systemen. Er kan bijvoorbeeld een vergoeding worden geëist, wanneer fabrikanten hun digitale beveiliging niet op orde hebben, of wanneer consumenten gewond raken door onveilige producten die van buiten de EU worden ingevoerd.

In dat laatste geval kunnen zich dan voor een schadevergoeding wenden tot de importeur of de vertegenwoordiger van de fabrikant in de EU. Fabrikanten worden ook verplicht bewijsmateriaal openbaar te maken, en er komt meer flexibiliteit met betrekking tot de termijnen om vorderingen in te dienen. De bewijslast voor slachtoffers in complexe zaken, zoals die met betrekking tot geneesmiddelen of AI, wordt verlicht.

Het bericht Nieuwe EU-regels voor productaansprakelijkheid en opkomst AI verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Noodmaatregelen vanwege krapte aan personeel in gevangenissen

Mr. Online (juridisch nieuws) - 15 maart 2024 - 3:25pm

Zo moeten mensen die nog een straf tot maximaal twee maanden hebben openstaan hun straf op een later moment uitzitten. Daarnaast worden gedetineerden soms al op vrijdag naar huis gestuurd als zij in het weekend of op maandag vrij zouden komen. Dat schrijft minister Weerwind in een brief aan de Tweede Kamer.

Tekort aan personeel

De extra acties worden genomen, naast het sinds 6 december 2023 niet oproepen van zogenaamde zelfmelders. Een zelfmelder is een persoon die is veroordeeld voor een vrijheidsbenemende straf en die vervolgens een oproep krijgt zichzelf te melden bij een gevangenis. Onlangs werd bekend dat 1800 zelfmelders door het te kort aan personeel niet werden opgeroepen. Dit gaat om veroordeelden die lichte vergrijpen hebben begaan. Hoewel dit niet direct om gevaarlijke personen gaat, kunnen hier fouten in de beoordeling worden gemaakt, gaven deskundigen al aan. Waardoor bijvoorbeeld stalkers op vrije voeten komen.

Op het moment zijn 330 cellen bij DJI (Dienst Justitiële Inrichtingen) niet bruikbaar, omdat er geen personeel beschikbaar is om deze te bemannen. Arrestanten kunnen vanwege het tekort bij gevangenissen niet goed doorgeplaatst worden, waardoor ook de politiecellen vol zijn.

Niet veilig

Minister Weerwind stelt dat de acties noodzakelijk zijn om onveilige situaties te voorkomen: ‘Volle gevangenissen en te weinig personeel is niet veilig voor medewerkers en gedetineerden. Dat laat ik niet gebeuren. Daarnaast mag het niet zo zijn dat criminaliteit onbestraft blijft, of dat de politie personen die op heterdaad worden gearresteerd vervolgens niet kwijt kan omdat de politiecellen vol zitten. Daarom moet ik deze pijnlijke, maar noodzakelijke keuzes maken.’

Tijdelijk

In juli 2024 wordt bekeken of de tijdelijke noodacties kunnen worden beëindigd. Naast de lopende aanpak om personeel te werven, zijn volgens Weerwind ook andere maatregelen nodig: meer gedetineerden zullen een deel van hun straf ondergaan op een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). Dit is een afdeling in of bij een gevangenis waar gedetineerden worden geplaatst die in aanmerking komen voor re-integratieverlof – voor werk buiten de muren.
Ook zal het doorplaatsen vanuit detentie naar forensische zorg worden gestroomlijnd. Aan het einde van een gevangenisstraf zal elektronisch toezicht in specifieke gevallen mogelijk worden gemaakt. Ook zal het opleggen van taakstraffen efficiënter worden uitgevoerd.
De maatregelen moeten ervoor zorgen dat arrestanten weer kunnen worden opgepakt en zelfmelders weer kunnen worden opgeroepen. ‘Opgelegde straffen worden altijd uitgevoerd’, laat de minister weten: ‘Het is in het belang van zowel slachtoffers als veroordeelden dat dit zo snel als mogelijk gebeurt.’

Toezicht

De maatregelen zijn van kracht tot eind 2025. ‘Mochten maatregelen eerder kunnen worden beëindigd, dan zal dat als eerst voor het elektronische toezicht het geval zijn’, aldus het ministerie in een bericht vrijdag. Men zegt hard te werken aan een structurele oplossing voor de krapte in de capaciteit. Dat gebeurt onder meer door te bekijken of de inzet van medewerkers kan worden verminderd door robotisering. Ook wordt de mogelijkheid verkent om nieuwe gevangenissen te bouwen, waarin minder medewerkers nodig zijn.

Het bericht Noodmaatregelen vanwege krapte aan personeel in gevangenissen verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Opa daagt gokbedrijf omdat kleinzoon (17) ruim een half miljoen euro vergokte

IusMentis - 15 maart 2024 - 8:18am

Een 77-jarige Nederlandse man daagt gokbedrijf Bingoal voor de rechter omdat zijn 17-jarige kleinzoon in twee maanden tijd ruim 162.000 euro van opa’s spaarrekening kon verspelen zonder dat het bedrijf ingreep. Dat meldde de NOS onlangs. Het Belgisch gokbedrijf, dat ook in Nederland een vergunning heeft, zou haar zorgplicht verzaakt hebben.

Of nog iets specifieker: Volgens [opa’s advocaat] Bussink had het bedrijf bij een dergelijk hevig speelpatroon de kleinzoon op basis van de geldende regels moeten adviseren het account tijdelijk te sluiten en zichzelf een dwingende ‘gokstop’ te geven van ten minste een halfjaar. Het bericht deed enige wenkbrauwen fronsen: had opa dit niet zelf door moeten hebben, of zijn bank die ineens anderhalve ton naar een goksite ziet gaan?

Inderdaad zijn dat legitieme vragen, maar die staan los van de zorgplicht die een goksite heeft. Zoals de KSA het uitlegt: Die zorgplicht houdt in dat aanbieders op tijd moeten ingrijpen als ze constateren dat spelers een gokverslaving hebben of ontwikkelen en/of grote financiële schade lijden door onmatig gokgedrag. Dit risico bestaat vooral bij de risicovolle, short odd-kansspelen, zowel online als in speelhallen en casino’s. Juridisch gezien komt het neer op de vraag of de aanbieder “redelijkerwijs [kan] vermoeden dat de speler door onmatige deelname of door kansspelverslaving zichzelf of zijn naasten schade kan berokkenen” (artikel 27j lid 1 Wet op de kansspelen). En als ik dit dan lees, dan zou ik toch denken dat er ergens een AI een seintje had moeten geven: Op zijn eerste speeldag, vrijwel exact een jaar geleden, verloor [de kleinzoon] meteen al 17.500 euro bij Bingoal. In de weken daarna liepen de verliezen razendsnel op. Vooral omdat hij de speellimieten op het absolute maximum had gezet. Daardoor kon hij 30.000 euro per week op zijn account storten en achttien uur per dag online gokken bij Bingoal. In plaats van snelle actie leidde dit enkel tot een paar e-mails en een graduele verlaging (over twee maanden) van de spellimiet. Pas in juli sloot de aanbieder het account definitief, na een brief van advocaat Bussink.

Arnoud

 

 

 

 

Het bericht Opa daagt gokbedrijf omdat kleinzoon (17) ruim een half miljoen euro vergokte verscheen eerst op Ius Mentis.

Raad voor de rechtspraak positief over experiment met nabijheidsrechter

Mr. Online (juridisch nieuws) - 14 maart 2024 - 6:02pm

Het experiment met de nabijheidsrechter richt zich op een specifieke groep van kwetsbare burgers en kleine ondernemers die een geschil hebben over een bedrag van maximaal 5000 euro. Op dit moment weten zij de weg naar de rechter niet altijd goed te vinden. Bij de nabijheidsrechter wordt het makkelijker om een zaak aan te brengen. Bijvoorbeeld door het gebruik van vereenvoudigde formulieren. Ook de behandeling van de zaak is laagdrempeliger. De nadruk ligt minder op het uitwisselen van schriftelijke standpunten en meer op het bespreken van de zaak tijdens een zitting. Al deze aspecten zijn vastgelegd in het tijdelijke besluit.

Toegang

De Rechtspraak experimenteert al langer met vereenvoudigde civiele procedures, zoals bij de regelrechter en wijkrechter. Dit gebeurt tot nu toe op basis van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierbij moeten beide partijen vooraf instemmen met de vereenvoudigde procedure. Door de tijdelijke wet is het straks mogelijk om de procedure te starten als alleen de aanbrengende partij hiervoor kiest. ‘Het idee achter deze semi-dwingende aanpak is dat de toegang tot de rechter zo voor een grotere groep rechtzoekenden kan worden verbeterd’, aldus de Raad vandaag in een bericht.

Kenmerkend voor de experimentele procedure bij de nabijheidsrechter is volgens de Raad de eenvoudige wijze waarop partijen een zaak kunnen aanbrengen, het sneller plannen van de mondelinge behandeling, het dejuridiseren van het geschil en het streven om op de mondelinge behandeling tot een minnelijke regeling te komen.

Experiment

Het 3-jarige experiment met de nabijheidsrechter wordt uitgevoerd door de rechtbanken Den Haag, Overijssel, Rotterdam en Zeeland-West-Brabant. Naar verwachting gaat het begin volgend jaar van start. Het experiment wordt tussentijds en na afloop geëvalueerd. Zo wordt gekeken of de nabijheidsrechter ook bij andere rechtbanken kan worden ingevoerd.
Met een Algemene Maatregel van Bestuur worden de finesses van een onderliggende wet verder uitgewerkt. Hierdoor hoeft de wet zelf niet te gedetailleerd te zijn. In dit geval gaat het om de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging die in 2020 door de Eerste Kamer werd aangenomen. Deze wet biedt de ruimte om bij wijze van experiment af te wijken van bestaande wettelijke procedures. Op deze manier kunnen experimentele procedures eerst worden getoetst aan de praktijk.

Nadeel

De experimenten die onder deze wet vallen, worden geregeld met een Algemene Maatregel van Bestuur, zoals nu dus gebeurt met de nabijheidsrechter. Een nadeel hiervan is dat de experimenten vooraf erg gedetailleerd moeten worden uitgewerkt. Dat is goed voor de rechtszekerheid van procesdeelnemers, maar de ervaring is ook dat juist de praktijk dit soort details moet uitwijzen. De Raad denkt dat in het besluit een ‘werkbare balans is gevonden binnen dit spanningsveld’.

Te weinig doordacht

Volgens de NOvA (Nederlandse Orde van Advocaten) is het experiment echter nog te weinig doordacht en te weinig aan de praktijk getoetst. Ze wees vorige week ook op de toch al hoge werkdruk bij rechtbanken, die door het experiment verder zou oplopen.

Het bericht Raad voor de rechtspraak positief over experiment met nabijheidsrechter verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Ramadantip van Allen & Overy: geen lunch-meetings plannen tijdens vasten

Mr. Online (juridisch nieuws) - 14 maart 2024 - 3:20pm

De moslim-commissie bij Allen & Overy wijst erop dat nu de ramadan is begonnen, veel moslims zich zullen bezighouden met bidden, liefdadigheid, reflectie, en het vasten van zonsopgang tot zonsondergang. De ramadan omschrijft de commissie als een bijzondere tijd, een tijd van spirituele groei, dankbaarheid en mededogen. Maar het is ook een maand die fysiek, mentaal en emotioneel veel van mensen kan vragen.

Flexibel

Daarom komt men met advies: How to support friends and colleagues observing Ramadan. In de eerste plaats raadt het netwerk kantoorgenoten aan om kennis op te doen over de ramadan. Daarnaast is het advies om goed te communiceren met mensen die meedoen aan de vastentijd, ze te accommoderen, en om in deze tijd flexibeler met ze om te gaan.

Een voorbeeld daarvan is het vermijden van lunch-meetings, net als vergaderingen op de tijdstippen dat het dagelijkse vasten wordt verbroken en moslim-collega’s mogen gaan eten (na zonsondergang).

Ook wijst de factsheet erop dat sommige moslims zich om specifieke redenen niet met het vasten bezighouden. Dan wordt aangeraden hen hier niet naar te vragen. Personen die niet aan het vasten van de ramadan mee hoeven te doen zijn onder andere  vrouwen die menstrueren, zwanger zijn of die borstvoeding geven, zieken en reizigers.

Regels

Vasten is een van de regels van de ramadan waar moslims zich in deze maand aan moeten houden. Van zonsopgang tot zonsondergang is het niet toegestaan om te eten of te drinken. Na zonsondergang doorbreekt men het vasten met een maaltijd: de Iftar.

Boosheid, roken, seks en ‘zondig gedrag’ zijn in deze tijd niet toegestaan. Het idee is om door deze ontbering dichter bij Allah te komen en zich in te leven in mensen die het met minder moeten doen. Dit samen mee te maken zorgt dan ook voor onderlinge saamhorigheid.

Goede tijd

De ramadan loopt dit jaar van 10 maart tot 9 april. Vanaf 10 april volgt het afsluitende led-al-Fitr-feest, ‘de dag van het verbreken van het vasten’, beter bekend als het Suikerfeest. De factsheet meldt nog dat wie een collega een goede tijd wil toewensen dat kan doen moet ‘Ramadan Moebarak’, wat een ‘gezegende ramadan’ betekent.

Het bericht Ramadantip van Allen & Overy: geen lunch-meetings plannen tijdens vasten verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Video recording of “Unlocking Knowledge Conference” now available

International Communia Association - 14 maart 2024 - 9:58am

On the 6th of March 2024, we were delighted to welcome a full house at our “Unlocking Knowledge Conference” at Town Hall Europe. At this event, we asked academics, civil society representatives and EU policymakers about the issues knowledge institutions and researchers still face when accessing and using copyrighted materials in their activities, particularly in their digital activities. COMMUNIA defends that the introduction of a targeted legislative instrument, a Digital Knowledge Act for Europe, covering the needs of knowledge institutions in the digital environment, would be the way forward for aligning and updating the legal framework for European research and other public interest activities. If you were unable to make it to the event or would like to rewatch, the recording is now available.

Panel on legal uncertainty and exposure to liability 

Teresa Hackett (EIFL) moderated the first panel on legal uncertainty and exposure to liability when working with copyrighted materials. Martin Senftleben (Professor, University of Amsterdam) kicked off the panel by questioning whether the present EU legal framework is sufficiently broad for all contemporary research activities. He described the sources of legal uncertainty in the current legal framework and explained how the application of the three-step test, with its open-ended norms subject to the CJEU interpretation, gives rise to a liability risk for users. To counterbalance this risk, he highlighted that in the CJEU jurisprudence the subjective knowledge/intention of the user have been factored in the equation. He also referred to the liability limitations that exist in some civil law systems in the Americas and in the U.S. (where damages are capped when the user acted in good faith), as a potential policy mechanism that can be explored in Europe to address the liability risk.  

Annabelle Shaw (British Film Institute) provided some insight on the issues which collection managing institutions face on a day-to-day basis and made the point that smaller institutions in particular lack the legal framework to make them confident enough to make their collections accessible without fear of litigation.

Michael Arentoft (Head of Unit, European Commission DG RTD.A.4) reiterated that open science is fundamental to the EU and it is a priority action point in the European Research Area (ERA) Policy Agenda, noting the link between the European Research Area and the free circulation of knowledge in the Treaty on the Functioning of the EU (see Article 179). He highlighted the need for a system for disseminating findings and data and stated that we should take seriously the opportunity cost we are already incurring by not making datasets FAIR. He further explained some of the policy options explored in the study launched in the context of Action 2 of ERA. These options include the introduction of a general research exception and of a EU-wide secondary publication right. As a next step after the publication of the Commission’s upcoming study, the Commission will have to clarify which recommendations will lead to legislative measures and which ones to non-legislative measures. Responding to the question whether legislative measures should take the form of a regulation addressing the needs of researchers, Arentoft remarked that this would depend on the policy motivation. If they determine that there is a need for sector specific legislation, then this could take the form of a single act or a more targeted intervention, such as a secondary publication right.

Panel on obstacles to use digital formats, due to refusals to license by rightholders

Teresa Nobre (COMMUNIA) moderated the second panel on obstacles to use digital formats, due to refusals to license by rightholders, which started with a presentation of the preliminary findings of a study on this subject, commissioned by COMMUNIA and the IFLA Foundation to Christophe Geiger (Professor, Luiss Guido Carli University) and Bernd Justin Jütte (Assistant Professor, University College Dublin). Bernd Justin Jütte reminded the audience that current mechanisms to enforce users rights are insufficient and often ineffective, as right holders can still instrumentalize their exclusive rights and apply distribution (or access) strategies to prevent the proper exercise of users rights. He defended that copyright must establish positive obligations for right holders to provide access for specific purposes, arguing that an obligation to grant a specific license to enable a specific use under an exception can be derived from the ratios of the relevant exceptions.

Stephen Wyber (IFLA) presented some European examples of libraries facing refusals to license (or to license under reasonable pricing and conditions) digital materials for e-lending purposes. He encouraged us to think that the shift to digital could be seen as deregulation by stealth, urging policymakers to come up with a legislative agenda to make sure that the market as a whole also works for knowledge institutions.

MEP Karen Melchior (Renew Europe) talked about the changing role of public libraries in our current increasingly digital society. She noted that in Denmark publishers are inhibiting this transformation by not providing access to digital books at the same rate as physical ones. She warned us that, in the absence of appropriate changes to the legal framework, we might not see the expansion of access to knowledge that this digital revolution promises, and encouraged the audience to not let rights holders hijack the conversation.

A Digital Knowledge Act for Europe

In his closing remarks Felix Reda (former MEP and COMMUNIA member) made an argument for a unified act to support European research rather than surgical changes to existing legislation. Looking back on his 10 years of experience working in Parliament and civil society, he remarked that while he was sometimes able to add provisions for researchers (in case of the Digital Services Act) or damage control where necessary (Art. 17 of the EU Copyright Directive would originally have applied to University research repositories), the needs of researchers was never the starting point for any of these legislations. He reminded the audience that while universities are under pressure to operate more and more under market principles, they thus far haven’t gotten the same support to be competitive by removing bureaucratic hurdles as classical businesses have had in the past. Reda is convinced that we need a Digital Knowledge Act and asked the question: “Do we want all this public funding to be spent on actual knowledge production or on compliance with a very complicated legal mechanism?” 

The post Video recording of “Unlocking Knowledge Conference” now available appeared first on COMMUNIA Association.

Volg het Women Leadership Programme bij OSR juridische opleidingen.

Mr. Online (juridisch nieuws) - 14 maart 2024 - 9:00am
MAAK KENNIS MET TWEE NIEUWE MODULES

 

Module personal branding
Een van de populairste onderdelen uit de WLP-module ‘Businessstrategie en marketing’ was personal branding. Vandaar dat we dit onderdeel verder uitwerkten en uitgebouwd hebben tot een module van één dag. Het doel van deze nieuwe module is het ontwikkelen van al die vaardigheden die je nodig hebt voor de commerciële kant van de advocatuur. Krijg inzicht in jouw persoonlijke kwaliteiten en zakelijke profilering. Werk aan meer zelfkennis en zelfvertrouwen, zodat je succesvol kunt bouwen aan jouw relaties met cliënten en collega’s. En wel op zo’n manier dat deze past bij jouw persoonlijkheid.

Module persoonlijk leiderschap

In deze module kan je het geleerde over personal branding verder uitbouwen. Het startpunt is een 360 graden-feedback over verschillende rollen: cliënten, juniors, peers en partners. Daarna ga je een aantal vaardigheden intensief trainen: begin with the end in mind, cirkel van invloed, roos van Leary en situationeel leidinggeven aan junioren. Leer meer over jouw relatie met peers, partners en cliënten aan de hand van competentie versus vertrouwen, krachtenveldanalyse en het Johari-venster.

LEER ONZE BESTE TRAINERS KENNEN!
Een opleiding kan alleen succesvol zijn met ervaren en enthousiaste docenten en trainers. Iemand die bekend staat om haar hooggewaardeerde en inspirerende trainingen is Bernadette Deitmers. We zijn er trots op dat Bernadette al zo lang deel uitmaakt van het WLP. Of zoals een deelnemer het verwoordde:

Fijn mens, zeer praktisch gericht en heb meteen profijt van haar benadering. Ben na de intake al begonnen met de handvatten zoals door de docente aangereikt, op de 1e trainingsdag verdere doelen gesteld en dit zal nader aangevuld worden op de 2e trainingsdag in oktober. Aanpassingen die ik meteen heb doorgevoerd, heb ik meteen profijt van. Top!”

 

Een nieuw gezicht in het WLP van de OSR is Ingrid Walrecht. Ingrid is gespecialiseerd in training en coaching van advocaten. Zij richt zich volledig op empowerment en (vrouwelijk) leiderschap zonder kunstjes of trucjes. Haar doel: die noodzakelijke (psychologische) veiligheid en raakbaarheid creëren, waardoor jij werkelijk tevoorschijn durft te komen en excellente prestaties binnen handbereik komen.

“Het WLP heeft mijn verwachtingen zonder meer overtroffen; ik heb enorm veel geleerd. De docenten waren van topniveau, de openheid van alle deelnemers was uniek en de gehele organisatie was buitengewoon goed. Ik zou deze opleiding van harte aan iedereen aanbevelen!” ~ Deelnemer WLP

 

MEER INFORMATIE OF INSCHRIJVEN

Het Women Leadership Programme trapt OSR juridische opleidingen dit jaar af op 6 en 7 juni.

Ben je benieuwd naar een uitgebreide beschrijving van de programma’s of alle data van de bijeenkomsten? Download de brochure van OSR juridische opleiding, of kijk op de website.

Brochure link: Brochure Women Leadership Programme | OSR

Site link: Brochure Women Leadership Programme | OSR

Het bericht Volg het Women Leadership Programme bij OSR juridische opleidingen. verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Mag de onderaannemer van de zonnepanelen deze uitzetten als je niet betaalt?

IusMentis - 14 maart 2024 - 8:14am

Intrigerende bij Tweakers: Vorig jaar zijn bij mij zonnepanelen aangelegd. De omvormers en gateway zijn van Enphase. Het hele proces was bijzonder rommelig, en achteraf werd ik gebeld door iemand die claimt de onderaannemer te zijn. Die gaf aan dat de hoofdaannemer failliet is gegaan, en dat ik aan hem moest betalen. Als ik dat niet zou doen, dan zou hij de zonnepanelen op afstand buiten werking stellen. Dat “buiten werking stellen” is een administratief eenvoudig dingetje: standaard worden installateurs van deze systemen als “maintainer” in de beheersoftware aangemerkt. Alleen zij kunnen dan dingen aanpassen. De klant kan alleen lezen en heeft verder geen controle.

De praktische workaround is zelf een bedrijf aanmelden bij Enphase (dit hoeft niet echt te bestaan) en die als maintainer op te voeren. Alleen is onduidelijk of daarmee de oude maintainer wordt verwijderd. De dreiging van afsluiting zit dus nog steeds in de lucht.

De vraag of het mág wordt daarmee relevant. In principe mag een dienstverlener of aannemer maatregelen nemen als hij niet wordt betaald. Denk aan de aannemer die de voordeursleutel niet geeft (of een hek om de schuur zet) als de klant de factuur niet betaalt. Alleen: dat moet je vóór levering doen, want “het retentierecht eindigt doordat de zaak in de macht komt van de schuldenaar of de rechthebbend” (art. 3:294 BW). Wel moet dat dan “vrijwillig en zonder voorbehoud” gebeuren.

Bij het Tweakers-bericht lees ik dat de zonnepanelen “vorig jaar” zijn geplaatst. Dan mag ik wel vermoeden dat ze ondertussen opgeleverd en in gebruik genomen zijn, zodat volgens mij die regel over einde retentierecht opgaat. Dus de aannemer mag ze niet meer terug in zijn macht nemen en eisen dat er betaald wordt.

Een extra complicatie is natuurlijk dat het hier gaat om een onderaannemer, niet de contractspartij van de consument. Die heeft nooit betaald gekregen van die hoofdaannemer, omdat die in de tussentijd failliet is gegaan.

Het simpele antwoord is dan: ik heb als consument niets te maken met die onderaannemer, omdat ik daar geen contract mee heb. Die mag me dus niet dwingen tot betalen en al helemáál niet de spullen weghouden tot ik dat doe.

Het ligt alleen iets complexer. Zolang de zonnepanelen nog eigendom zijn van de onderaannemer, mag deze ze onder zich houden tot zíjn opdrachtgever – de hoofdaannemer dus – betaald heeft. Dat is zeg maar hetzelfde als een leverancier die de panelen niet levert zodat installatie niet kan gebeuren. Vereist is dan wel dat de panelen dan eigendom zijn van de onderaannemer, en dat hangt natuurlijk sterk af van hoe de taakverdeling was. Én de boel mag nog niet opgeleverd zijn.

Arnoud

Het bericht Mag de onderaannemer van de zonnepanelen deze uitzetten als je niet betaalt? verscheen eerst op Ius Mentis.

SXSW Tried to Silence Critics with Bogus Trademark and Copyright Claims. EFF Fought Back.

Special thanks to EFF legal intern Jack Beck, who was the lead author of this post.

Amid heavy criticism for its ties to weapons manufacturers supplying Israel, South by Southwest—the organizer of an annual conference and music festival in Austin—has been on the defensive. One tool in their arsenal: bogus trademark and copyright claims against local advocacy group Austin for Palestine Coalition.

The Austin for Palestine Coalition has been a major source of momentum behind recent anti-SXSW protests. Their efforts have included organizing rallies outside festival stages and hosting an alternative music festival in solidarity with Palestine. They have also created social media posts explaining the controversy, criticizing SXSW, and calling on readers to email SXSW with demands for action. The group’s posts include graphics that modify SXSW’s arrow logo to add blood-stained fighter jets. Other images incorporate patterns evoking SXSW marketing materials overlaid with imagery like a bomb or a bleeding dove.

Graphic featuring parody of SXSW arrow logo and a bleeding dove in front of a geometric background, with the text "If SXSW wishes to retain its credibility, it must change course by disavowing the normalization of militarization within the tech and entertainment industries."

One of Austin for Palestine's graphics

Days after the posts went up, SXSW sent a cease-and-desist letter to Austin for Palestine, accusing them of trademark and copyright infringement and demanding they take down the posts. Austin for Palestine later received an email from Instagram indicating that SXSW had reported the post for violating their trademark rights.

We responded to SXSW on Austin for Palestine’s behalf, explaining that their claims are completely unsupported by the law and demanding they retract them.

The law is clear on this point. The First Amendment protects your right to make a political statement using trademark parodies, whether or not the trademark owner likes it. That’s why trademark law applies a different standard (the “Rogers test”) to infringement claims involving expressive works. The Rogers test is a crucial defense against takedowns like these, and it clearly applies here. Even without Rogers’ extra protections, SXSW’s trademark claim would be bogus: Trademark law is about preventing consumer confusion, and no reasonable consumer would see Austin for Palestine’s posts and infer they were created or endorsed by SXSW.

SXSW’s copyright claims are just as groundless. Basic symbols like their arrow logo are not copyrightable. Moreover, even if SXSW meant to challenge Austin for Palestine’s mimicking of their promotional material—and it’s questionable whether that is copyrightable as well—the posts are a clear example of non-infringing fair use. In a fair use analysis, courts conduct a four-part analysis, and each of those four factors here either favors Austin for Palestine or is at worst neutral. Most importantly, it’s clear that the critical message conveyed by Austin for Palestine’s use is entirely different from the original purpose of these marketing materials, and the only injury to SXSW is reputational—which is not a cognizable copyright injury.

SXSW has yet to respond to our letter. EFF has defended against bogus copyright and trademark claims in the past, and SXSW’s attempted takedown feels especially egregious considering the nature of Austin for Palestine’s advocacy. Austin for Palestine used SXSW’s iconography to make a political point about the festival itself, and neither trademark nor copyright is a free pass to shut down criticism. As an organization that “dedicates itself to helping creative people achieve their goals,” SXSW should know better.

Categorieën: Openbaarheid, Privacy, Rechten

Tijdelijk besluit legt stevige basis voor experiment met nabijheidsrechter

De Raad voor de rechtspraak is positief over het Tijdelijk besluit experiment nabijheidsrechter, dat door minister Weerwind (voor Rechtsbescherming) onder meer aan de Raad ter advisering is voorgelegd. Deze Algemene Maatregel van Bestuur vormt een basis om te kunnen experimenteren met een zogenoemde nabijheidsrechter. Deze rechter behandelt via een vereenvoudigde en snellere procedure bepaalde kantonzaken.

Nabijheidsrechter

Het experiment met de nabijheidsrechter richt zich op een specifieke groep van kwetsbare burgers en kleine ondernemers die een geschil hebben over een bedrag van maximaal 5000 euro. Op dit moment weten zij de weg naar de rechter niet altijd goed te vinden. Bij de nabijheidsrechter wordt het makkelijker om een zaak aan te brengen. Bijvoorbeeld door het gebruik van vereenvoudigde formulieren. Ook de behandeling van de zaak is laagdrempeliger. De nadruk ligt minder op het uitwisselen van schriftelijke standpunten en meer op het bespreken van de zaak tijdens een zitting. Al deze aspecten zijn vastgelegd in het tijdelijke besluit.

Toegang

De Rechtspraak experimenteert al langer met vereenvoudigde civiele procedures, zoals bij de regelrechter en wijkrechter. Dit gebeurt tot nu toe op basis van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierbij moeten beide partijen vooraf instemmen met de vereenvoudigde procedure. Door de tijdelijke wet is het straks mogelijk om de procedure te starten als alleen de aanbrengende partij hiervoor kiest. Het idee achter deze semi-dwingende aanpak is dat de toegang tot de rechter zo voor een grotere groep rechtzoekenden kan worden verbeterd.

4 rechtbanken

Het 3-jarige experiment met de nabijheidsrechter wordt uitgevoerd door de rechtbanken Den Haag, Overijssel, Rotterdam en Zeeland-West-Brabant. Naar verwachting gaat het begin volgend jaar van start. Het experiment wordt tussentijds en na afloop geëvalueerd. Zo wordt gekeken of de nabijheidsrechter ook bij andere rechtbanken kan worden ingevoerd.

Spanningsveld

Met een Algemene Maatregel van Bestuur worden de finesses van een onderliggende wet verder uitgewerkt. Hierdoor hoeft de wet zelf niet te gedetailleerd te zijn. In dit geval gaat het om de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging die in 2020 door de Eerste Kamer werd aangenomen. Deze wet biedt de ruimte om bij wijze van experiment af te wijken van bestaande wettelijke procedures. Op deze manier kunnen experimentele procedures eerst worden getoetst aan de praktijk.

De experimenten die onder deze wet vallen, worden geregeld met een Algemene Maatregel van Bestuur, zoals nu dus gebeurt met de nabijheidsrechter. Een nadeel hiervan is dat de experimenten vooraf erg gedetailleerd moeten worden uitgewerkt. Dat is goed voor de rechtszekerheid van procesdeelnemers, maar de ervaring is ook dat juist de praktijk dit soort details moet uitwijzen. De Raad denkt dat in het besluit een werkbare balans is gevonden binnen dit spanningsveld.

Lees het volledige advies over het Tijdelijk Besluit experiment nabijheidsrechter (pdf, 452,2 KB)

Categorieën: Rechten

Protect Yourself from Election Misinformation

Welcome to your U.S. presidential election year, when all kinds of bad actors will flood the internet with election-related disinformation and misinformation aimed at swaying or suppressing your vote in November. 

So… what’re you going to do about it? 

As EFF’s Corynne McSherry wrote in 2020, online election disinformation is a problem that has had real consequences in the U.S. and all over the world—it has been correlated to ethnic violence in Myanmar and India and to Kenya’s 2017 elections, among other events. Still, election misinformation and disinformation continue to proliferate online and off. 

That being said, regulation is not typically an effective or human rights-respecting way to address election misinformation. Even well-meaning efforts to control election misinformation through regulation inevitably end up silencing a range of dissenting voices and hindering the ability to challenge ingrained systems of oppression. Indeed, any content regulation must be scrutinized to avoid inadvertently affecting meaningful expression: Is the approach narrowly tailored or a categorical ban? Does it empower users? Is it transparent? Is it consistent with human rights principles? 

 While platforms and regulators struggle to get it right, internet users must be vigilant about checking the election information they receive for accuracy. There is help. Nonprofit journalism organization ProPublica published a handy guide about how to tell if what you’re reading is accurate or “fake news.” The International Federation of Library Associations and Institutions infographic on How to Spot Fake News is a quick and easy-to-read reference you can share with friends:

how_to_spot_fake_news.jpg How to Spot Fake News - IFLA

To make sure you’re getting good information about how your election is being conducted, check in with trusted sources including your state’s Secretary of State, Common Cause, and other nonpartisan voter protection groups, or call or text 866-OUR-VOTE (866-687-8683) to speak with a trained election protection volunteer. 

And if you see something, say something: You can report election disinformation at https://reportdisinfo.org/, a project of the Common Cause Education Fund. 

 EFF also offers some election-year food for thought: 

  • On EFF’s “How to Fix the Internet” podcast, Pamela Smith—president and CEO of Verified Voting—in 2022 talked with EFF’s Cindy Cohn and Jason Kelley about finding reliable information on how your elections are conducted, as part of ensuring ballot accessibility and election transparency.
  • Also on “How to Fix the Internet”, Alice Marwick—cofounder and principal researcher at the University of North Carolina, Chapel Hill’s Center for Information, Technology and Public Life—in 2023 talked about finding ways to identify and leverage people’s commonalities to stem the flood of disinformation while ensuring that the most marginalized and vulnerable internet users are still empowered to speak out. She discussed why seemingly ludicrous conspiracy theories get so many views and followers; how disinformation is tied to personal identity and feelings of marginalization and disenfranchisement; and when fact-checking does and doesn’t work.
  • EFF’s Cory Doctorow wrote in 2020 about how big tech monopolies distort our public discourse: “By gathering a lot of data about us, and by applying self-modifying machine-learning algorithms to that data, Big Tech can target us with messages that slip past our critical faculties, changing our minds not with reason, but with a kind of technological mesmerism.” 

An effective democracy requires an informed public and participating in a democracy is a responsibility that requires work. Online platforms have a long way to go in providing the tools users need to discern legitimate sources from fake news. In the meantime, it’s on each of us. Don’t let anyone lie, cheat, or scare you away from making the most informed decision for your community at the ballot box. 

Categorieën: Openbaarheid, Privacy, Rechten

Wetgeving voor verbod op ecocide in de maak

Mr. Online (juridisch nieuws) - 13 maart 2024 - 3:29pm

Dat manifest is opgesteld door de Stop Ecocide Foundation, in 2017 opgericht door de inmiddels overleden Britse advocate Polly Higgins. In de Nederlandse afdeling van deze stichting hebben ook een aantal Nederlandse juristen zitting.

Ecocide is de grootschalige beschadiging, vernietiging of het verlies van ecosystemen. Het gaat dan bijvoorbeeld om ontbossing, oceaanvervuiling en luchtvervuiling. Het manifest verzoekt de Nederlandse overheid om publiekelijk haar steun uit te spreken voor de erkenning van ecocide als een internationale misdaad. De huidige milieuwetgeving is hiervoor niet afdoende.
Een ecocide-verbod moet leiden tot minder schade aan het milieu. Zo’n verbod kan ook een sturende rol richting investeerders hebben, waardoor geldstromen vrij kunnen komen voor vernieuwende projecten die kunnen bijdragen aan verbetering van de leefomgeving.

Bestraft

Op Europees niveau is hierin al het initiatief genomen, als onderdeel van de Green Deal. Op 27 februari is een herziene richtlijn milieucriminaliteit goedgekeurd door het Europese parlement, met 499 stemmen voor, 100 tegen, met 23 onthoudingen. Ernstige schade toebrengen aan het milieu en de natuur, of gevallen vergelijkbaar met ecocide, zullen worden bestraft.
Lidstaten moeten deze richtlijn binnen twee jaar in hun eigen strafrecht implementeren. In Nederland werd in december al de initiatiefwet ‘Wet Strafbaarstelling Ecocide’ ingediend bij de Tweede Kamer en de Raad van State. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, wordt het op grote schaal beschadigen van ecosystemen ook in ons land strafbaar.

Internationaal

Plannen hiervoor zijn overigens niet nieuw. Al sinds de jaren ’70 gaan er stemmen op om ernstige vormen van milieuschade strafbaar te stellen in het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, zoals de Stop Ecocide Foundation ook voorstaat.

Een internationaal panel van onafhankelijke experts heeft in 2021 een juridische definitie van een misdaad van ecocide voorgesteld: ‘het verrichten van onrechtmatige of moedwillige handelingen met de wetenschap dat er een aanzienlijke kans bestaat dat ernstige alsmede wijdverbreide dan wel langdurige schade aan het milieu wordt toegebracht door deze handelingen’.

Aangehaakt

Ecocide is al een strafbaar misdrijf in een dozijn landen. De definitie is als vertrekpunt genomen voor recente initiatiefwetsvoorstellen in België, Mexico, Schotland, Brazilië, Italië, Catalonië en Chili. In het Nederlandse wetsvoorstel, opgesteld door de Partij voor de Dieren, wordt ook bij de definitie aangehaakt.
In de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel worden ook getallen en voorbeelden genoemd: groene criminaliteit groeit jaarlijks met 5 tot 7 procent en is tegenwoordig een van de meest lucratieve criminele markten ter wereld, met schattingen van tussen de 91 en 259 miljard dollar. Georganiseerde misdaadorganisaties houden zich bezig met de lucratieve handel in bijvoorbeeld tropisch hout in Afrika, bedreigde diersoorten in Zuidoost Azië, afval in Europa en mineralen en metalen in Latijns Amerika.

Het bericht Wetgeving voor verbod op ecocide in de maak verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Filme, Musik, Literatur, Remix: Was das Urheberrecht für den Schulunterricht gestattet

iRights.info - 13 maart 2024 - 1:15pm

Im Urheberrecht gibt es einige Erlaubnisse, die Lehrerinnen wie Schülern gleichermaßen für den Unterricht zu Gute kommen. Wir erklären gesetzliche Regeln, u.a. um Filme und Videos zu zeigen, Musik und Gedichte aufzuführen sowie Remixes und Mashups zu kreieren. Außerdem erläutern wir, was das Urheberrecht zu Homeschooling und Online-Speicherdiensten sagt.

Filme und Videos

Für die Verwendung von Filmen und Videos im Unterricht gibt es heutzutage eine Vielzahl denkbarer Methoden. Videos von Plattformen wie YouTube lassen sich beispielsweise über einen Computer oder ein Mobilgerät aus dem Internet streamen und über einen Projektor auf einer Leinwand zeigen. Über BluRay oder DVD können Filme oder andere Sendungen abgespielt und vorgeführt werden. Oder die Lehrkraft teilt einen Link und die Schülerinnen und Schüler schauen das jeweilige Online-Video auf ihrem eigenen Gerät an („bring your own device“).

Die Vorführung von Filmen und Videos ist nur dann urheberrechtlich relevant, wenn sie sich an eine Öffentlichkeit richtet. Der Unterricht in einem geschlossenen Klassenverband ebenso wie in einem Kursverband wird jedoch nach der herrschenden Rechtslehre nicht als „öffentlich“ angesehen. Denn sie bestehen aus einer relativ kleinen Zahl von persönlich verbundenen Schülerinnen und Schülern und die Unterrichtsveranstaltungen sind generell nicht für Außenstehende zugänglich.

Auch werden mit der Vorführung von Filmen und Videos im Schulunterricht in aller Regel keine kommerziellen Interessen verfolgt. All dies spricht dafür, dass Vorführungen von Filmen und andere unkörperliche Wiedergaben von geschütztem Material in einer Schulklasse nicht öffentlich sind. Filme dürfen – auch vollständig – gezeigt oder gestreamt, Gedichte vorgetragen und Lieder gesungen werden.

Merke:

Die Wiedergabe (Vorführen, Vortragen, Streaming usw.) ist außerhalb der Öffentlichkeit urheberrechtsfrei. Für die Vervielfältigungen, die hierbei verwendet werden sollen, gelten die urheberrechtlichen Vorgaben. Das heißt z.B., dass eine Fernsehdokumentation direkt aus dem Internet für die Schulklasse gestreamt werden darf (nicht öffentliche Wiedergabe). Will die Lehrkraft sie jedoch vorher auf ihrem Rechner speichern, um die Sendung lokal abzuspielen, muss hierfür eine Zustimmung vorliegen oder es gilt die Unterrichtsschranke. Hiernach dürfen nur sehr kurze Filme (die nicht länger als fünf Minuten sind) vollständig kopiert werden. Längere Beiträge wie eine Fernsehdokumentation dürfen dagegen nur auszugsweise – bis zu 15 % – gespeichert werden.

Keine Schwierigkeiten bereitet das Anschauen von Online-Beiträgen per „bring your own device“. Hier führt die Lehrkraft nichts vor, sondern die Schülerinnen und Schüler schauen den Beitrag lediglich an. Dieser „Werkgenuss“ unterliegt keinen urheberrechtlichen Regeln.

Für Schülerinnen und Schüler

Filme und Videos gemeinsam anschauen oder im Unterricht zeigen: Die beschriebene Freiheit, Filme im Schulunterricht zu zeigen, gilt unabhängig davon, ob dies von den Lehrkräften oder den Schülerinnen und Schülern getan wird.

Jammen, gemeinsam musizieren, Gedichte vortragen

Auch Gedichte und Musik sind in aller Regel urheberrechtlich geschützt. Sie vorzutragen oder abzuspielen ist urheberrechtlich nur relevant, wenn sich dies an eine Öffentlichkeit richtet. Dies ist – wie bereits zum Abspielen von Videos und Filmen beschrieben (siehe oben) – in einer Schulklasse nicht der Fall. Die Kopierbeschränkungen sind, wie dort erklärt wurde, dennoch zu beachten.

Homeschooling und Distance Learning

Homeschooling über Video-Konferenzsysteme wie Zoom, den Lernraum Berlin oder BigBlueButton ist seit der Coronapandemie in aller Munde. Urheberrechtlich betrachtet macht es theoretisch einen Unterschied, ob geschütztes Material „vor Ort“ oder über das Internet genutzt wird. Die praktischen rechtlichen Unterschiede für den Schulunterricht sind aber gering.

Beim Homeschooling wird der Unterricht über Online-Technologien gestreamt. Urheberrechtlich betrachtet handelt es sich hierbei um eine Sendung. Das gilt jedenfalls für den synchron übertragenen Live-Unterricht (zu Unterrichtsaufzeichnungen, die zeitversetzt wahrgenommen werden, siehe S. 21 f. in der Broschüre). Auch für die Sendung gilt, dass sie urheberrechtlich nur bedenklich ist, wenn sie sich an eine Öffentlichkeit richtet. Schülerinnen und Schüler in einem geschlossenen Klassenverband ebenso wie in einem Kursverband stellen jedoch nach der herrschenden Rechtslehre keine Öffentlichkeit dar. Daher dürfen geschützte Inhalte per Live-Sendung gezeigt werden. Hierbei ist darauf zu achten, dass der Teilnehmerkreis auf die Klasse beschränkt wird. Das ist z.B. bei der Nutzung von Videokonferenz-Software generell der Fall, da hier nur bestimmte Teilnehmende eingeladen werden.

Online-Speicherdienste

Materialien werden beim Homeschooling häufig online über Cloudspeicher (wie z.B. Dropbox) oder Lern-Management-Systeme (LMS) geteilt. Verwenden Lehrkräfte in ihren Unterrichtsmaterialien fremde Werke, z.B. Fotos, Texte (oder Ausschnitte daraus) oder Grafiken, kann das aufgrund der Unterrichtsschranke gestattet sein. Diese gilt generell auch für die Nutzung von Fremdmaterial in Präsentationen oder Referaten der Schülerinnen und Schüler.

Mixen, mashen, samplen

Vor allem digitale Inhalte und Technologien eröffnen viel Raum für die kreative Entfaltung. Die im Netz allgegenwärtige „Jedermann-Kultur“ zeigt, wie wichtig digitale Kultur und Kommunikation für ganze Generationen ist. Memes, Mashups, LipSync und Karaoke-Videos oder Remixes sind hierfür typische Formen. Solche referenzkulturellen Praktiken gehen häufig mit der „Nachnutzung“, Kombination und Veränderung urheberrechtlich geschützter Inhalte einher. Was ist in diesem Zusammenhang gesetzlich erlaubt?

Der deutsche Gesetzgeber hat im Jahr 2021 eine neue gesetzliche Nutzungserlaubnis speziell für solch kreative Auseinandersetzungen mit und Nachnutzungen von vorbestehenden Werken geschaffen. Nach § 51a UrhG sind Karikaturen, Parodien und Pastiches zulässig. Sie dürfen erstellt und über das Netz oder offline geteilt werden, also beispielsweise als Reel bei Instagram oder TikTok gepostet, bei YouTube hochgeladen, bei Facebook oder in WhatsApp-Gruppen geteilt werden. Hierbei müssen keine Quellen angegeben und das Material darf auch stark verändert werden (was für viele solche Arten kultureller Auseinandersetzung typisch ist). Ganz wichtig ist, dass nicht bloß „abgekupfert“ oder 1:1 kopiert wird, sondern wirklich eine kreative Auseinandersetzung stattfindet. Dafür müssen sich Karikaturen, Parodien oder Pastiches deutlich von den verwendeten Quellen abheben. Anders ausgedrückt: Sie müssen anders aussehen, klingen und wirken als das Quellmaterial. Mit dieser Voraussetzung will der Gesetzgeber verhindern, dass solche Nachnutzungen der wirtschaftlichen Verwertung des übernommenen Materials schaden und mit diesem in Konkurrenz treten.

Zum Pastiche

Kreative Nutzungsformen der „Jedermann-Kultur“, die gemäß § 51a UrhG zulässig sein können:

  • Memes und GIFs: Kombination eines fremden Bildes mit einem eigenen Text oder mit Schlagworten. Es gibt auch Musik-Memes/GIFs und unzählige andere Formen.
  • Remixes: Änderungen/Manipulationen eines einzelnen Werkes, z.B. eines Musikstücks oder Films.
  • Mash-ups: Video- oder Musikcollagen, bei denen mehrere bereits vorhandene Quellen oder eine Quelle mit eigenen Inhalten kombiniert werden.
  • Fan-Art oder Fan-Fiction: Eigenständige Inhalte, die z.B. urheberrechtlich geschützte Figuren oder Handlungsstränge verwenden, um neue (aber referenzielle) Geschichten, Bilder oder Ähnliches zu schaffen.
  • Samples: Kleine Teile geschützter Musik/Aufnahmen, die in eigene Musikstücke kopiert werden.

 

Lizenz und Hintergrund dieses Textes

BMBF-Handreichung „Urheberrecht in Schulen“

Lizenzhinweis: Dieser Text stammt von Till Kreutzer und Georg Fischer. Er steht unter der offenen Lizenz CC BY-SA 4.0. Das bedeutet, dass der Text unter Beachtung der Lizenzbedingungen weitergenutzt und -verbreitet werden darf.

Der Text ist der neuen Handreichung „Urheberrecht in Schulen“ entnommen (S. 16-20 unter dem Titel „Während des Unterrichts). Gleichzeitig ist die neue Handreichung zu „Urheberrecht in der Wissenschaft“ erschienen. Beide stellt iRights.info in diesem Artikel näher vor.

Kostenloser Download der neuen Handreichungen

Beide Handreichungen sind auf dem Repositorium Zenodo veröffentlicht und zur leichteren Zitierweise mit DOI versehen. Auch bei iRights.info sind die PDFs hinterlegt.

„Urheberrecht in Schulen. Ein Überblick für Lehrkräfte sowie Schülerinnen und Schüler“ „Urheberrecht in der Wissenschaft. Ein Überblick für Forschung, Lehre und Bibliotheken“

 

Sie möchten iRights.info unterstützen?

iRights.info informiert und erklärt rund um das Thema „Urheberrecht und Kreativität in der digitalen Welt“. Alle Texte erscheinen kostenlos und offen lizenziert.

Wenn Sie mögen, können Sie uns über die gemeinnützige Spendenplattform Betterplace unterstützen und dafür eine Spendenbescheinigung erhalten. Betterplace akzeptiert PayPal, Bankeinzug, Kreditkarte, paydirekt oder Überweisung.

Besonders freuen wir uns über einen regelmäßigen Beitrag, beispielsweise als monatlicher Dauerauftrag. Für Ihre Unterstützung dankt Ihnen herzlich der gemeinnützige iRights e.V.!

DOI für diesen Text: · automatische DOI-Vergabe für Blogs über The Rogue Scholar

The post Filme, Musik, Literatur, Remix: Was das Urheberrecht für den Schulunterricht gestattet appeared first on iRights.info.

Stijging aantal notarisakten zet door

Mr. Online (juridisch nieuws) - 13 maart 2024 - 10:52am

In totaal passeerden notarissen in de afgelopen maand februari 134.361 akten, zo meldt de KNB. Daarvan kozen 19.225 voor een levenstestament. Ook lieten 28.407 mensen hun testament opstellen of aanpassen, wat een stijging van 9 procent opleverde.

Daarnaast steeg het aantal afgesloten hypotheken met 13 procent, naar een aantal van 21.724. Bovendien richtten 5.836 mensen een bv op. Dit leverde een stijging van het aantal oprichtingsakten met 12 procent op.

Het aantal hypotheekakten nam in januari ook al toe, met ruim 1.000 akten. Het aantal overdrachtsakten steeg toen met ruim 3.500.

Opvallend

De stijging is opvallend, omdat het aantal gepasseerde notariële akten in 2023 nog daalde met 9 procent ten opzichte van een jaar eerder, aldus de KNB. Met 1.723.812 stuks was er in 2023 zelfs sprake van het laagste aantal akten in vijf jaar tijd. Het aantal hypotheekakten daalde toen het hardst als gevolg van het oplopen van de rente, waardoor mensen minder woningen kochten.

Het bericht Stijging aantal notarisakten zet door verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Apple krijgt 1,8 miljard boete voor hinderen muziekstreamingdiensten als Spotify

IusMentis - 13 maart 2024 - 8:16am
space gray iPhone 8 and Apple AirPodsPhoto by Jaz King on Unsplash

Apple krijgt een hoge boete van de Europese Unie, meldde Nu.nl: 1,8 miljard Euro. Het bedrijf hindert muziekstreamingdiensten als Spotify om goedkopere abonnementen buiten Apple om aan te bieden, en dat is een vorm van machtsmisbruik. Het blijft een slepende saga.

De kern is denk ik bekend: Apple eist dat mensen die via een app iets bestellen, dat via de eigen betaalmethode(n) van Apple doen en daarbij hetzelfde bedrag betalen als ze elders kwijt zouden zijn. Uit het persbericht: In particular, the Commission found that Apple applied restrictions on app developers preventing them from informing iOS users about alternative and cheaper music subscription services available outside of the app (‘anti-steering provisions’). This is illegal under EU antitrust rules. Dit speelde maar liefst tien jaar, aldus de Commissie, en dat is zwaar onrechtmatig. Vandaar de (voor Europese begrippen) best hoge boete plús een verbod om hiermee door te gaan. En ja, 1,8 miljard is ook voor Apple een vervelend bedrag, al is het maar omdat de aandeelhouders dan boos worden dat zij dat niet als dividend hebben gekregen (en 3% koersdaling, everything is securities fraud dus wachten op de rechtszaak).

Tien jaar is lang in de diensteneconomie, eigenlijk te lang om zulk gedrag door te laten gaan. Dat is altijd de makke geweest van het mededingingsrecht. Weet iemand nog, Netscape was heel groot en Microsoft maakte het kapot? Ook dat mocht niet – 500 miljoen boete – maar ondertussen was Netscape volledig verdwenen.

Het is dan misschien ook maar goed dat we sinds kort de Digital Markets Act hebben, die expliciet een heleboel dingen verbiedt die daardoor veel makkelijker aan te pakken zijn. Meer over de DMA en zijn grote zus de DSA lees je in mijn recente Tweakers-artikel!

Arnoud

Het bericht Apple krijgt 1,8 miljard boete voor hinderen muziekstreamingdiensten als Spotify verscheen eerst op Ius Mentis.

Copyright as an Access Right: Concretizing Positive Obligations for Rightholders to Ensure the Exercise of User Rights

International Communia Association - 13 maart 2024 - 8:00am

The purpose of copyright, at its very basic level, finds its normative implementation in the interplay between access to protected works and the protection of the moral and material interest of creators (see Geiger, 2017). The social contract of copyright, which main purpose is to realize a broader collective concern, the access of citizens to science and culture (Geiger, 2013), lies in the approximation of the interests of rightholders and users. Unfortunately, this perspective has been long overshadowed in the EU by a traditional understanding of copyright as a system that grants exclusive ‘rights’, and under which important legitimate uses can only be performed in limited circumstances if covered by an ‘exception’. This misguided understanding of a hierarchy of rights has had a significantly negative influence on the exercise of the rights of copyright users. While rightholders enjoy broad rights to defend their interests, users must rely on exceptions with limited scope. More crucially, rightholders can instrumentalize their exclusive right to control initial access to their works, making the exercise of user rights increasingly difficult if not impossible (Kretschmer & Margoni, 2024). This is particularly true in a digital environment where access and subsequent use of protected works is further complicated by technological protection measures and paywalls.

Copyright as vehicle for access: User rights are pillars of copyright’s societal bargain

To counter this imbalance, courts worldwide have in recent times stepped-in to clarify that ‘exceptions’ are not mere exceptions to a rule but instead define positive, enforceable rights to use copyrighted works in certain circumstances (for the EU see e.g. Funke Medien v Bundesrepublik Deutschland). A hierarchy  between rights and exceptions would be contrary to national and regional constitutional orders, in particular to the imperatives of fundamental rights (Geiger & Jütte, 2022). From this constitutional dimension of copyright emerged the notion of ‘user rights’ (Geiger, 2020).

This crucial development, which restores copyright as an access right (see Geiger, 2016; Efroni, 2010) provides a normative foundation to reinforce the societal bargain that creates incentives for authors, but also creates room for downstream creativity and innovation. However, it is only a first step towards making user’s rights a reality. Looking forward, it is essential to ensure that legitimate uses expressly foreseen by copyright law are enabled through better access to protected works. Here, it is the legal framework that is lagging behind, in particular in creating a congruence of lawful uses in analogue and digital environments. For this purpose, copyright must establish concrete obligations for rightholders to provide access for specific purposes. In the absence of positive norms, courts can support the exercise of user rights through an access-friendly interpretation of the existing framework. Spelling out these positive obligations should, however, also be a priority for future legislative reform.

Particularly in relation to digital embodiments of works and due to the changing nature of content consumption (digital access via tethered devices, streaming and cloud services), access has become easier and more convenient. At the same time, rightholders have tools and can develop strategies to tailor ‘spheres of access’. Not only can rightholders prevent certain uses by employing technological protection measures, rightholders can choose to whom, or to which institutions they grant digital access rights (i.e. licenses for specific uses). Rightholders can, for example, choose whether to license an e-book or an e-journal to a library, or whether to provide licenses to educational establishment to play music and audio-visual works for educational purposes. However, making available books or articles in digital format in institutions such as public and university libraries is needed to enable access to works, which is a necessary precondition to exercise user rights: illustrating teaching with images and sounds is itself protected by an exception (Priora, Jütte & Mezei, 2022), and researchers rely on access to information in a multitude of formats. For example, in order to text and data mine scientific publications, a researcher needs to have access to these copyrighted works, which  can be restricted by licensing and pricing policies of publishers (as only very few institutions are able to afford broad and comprehensive licenses to access to digital works across all areas of science). Added to the already established arsenal of technological protection measures and restrictive terms in online contracts, rightholders can therefore control initial access points and thereby decide whether users can benefit from their rights. The purpose of copyright, its social and innovation function, is thereby seriously undermined.

Current mechanisms to enforce User Rights are insufficient and often ineffective

To some extent, copyright already offers mechanisms that can serve as shields against private ordering. However, these are limited to cases in which the user already enjoys lawful access to a specific work. For example, art. 6(4) of the InfoSoc Directive obliges Member States to ‘take appropriate measures to ensure’ that users of specific exceptions can exercise these if technological protection measures (TPMs) applied by rightholders prevent such exercise. This obligation is extended to the exceptions introduced by the CDSM Directive by virtue of art. 7(2). Another mechanism to ensure the proper exercise of user rights is contained in art. 7(1) CDSM Directive which prohibits the contractual override of the exceptions for non-commercial text and data mining performed by research organizations and cultural heritage institutions, for digital and cross-border teaching activities and for the preservation of cultural heritage.

In the context of the moderation practices of online platforms of the activities of their users, art. 17(9) CDSM Directive even goes one step further, explicitly recognizing for users a ‘right to exercise exceptions’ (Geiger & Jütte, 2021). To ensure that users can exercise their rights, specific online platforms are required to make users aware of this right by including a relevant reference in their terms of use. Furthermore, procedural safeguards (Quintais et al., 2019) must be established by platforms with the right to users to have recourse to the ordinary courts or other judicial authorities to ‘assert the use of an exception or limitation’.

These legal mechanisms, which are effectively tools to ensure the exercise of user rights and to shield them from the overreach of rightholders, are well-intended, but in practice difficult to enforce. Moreover, most EU member States have failed to implement express reference to these access-friendly provisions in their national laws.

Rightholders can prevent access to works through tailored distribution models

But even if these user safeguards (prohibition of contractual override as an ex-ante measure and lawful access to content protected by TPMs) were properly implemented, rightholders can still apply distribution (or access) strategies to prevent the proper exercise of user rights. At least implicitly, most of the exceptions which enjoy protection under art. 6(4) of the InfoSoc Directive and 7(1) CDSM Directive require lawful access. A general ‘lawfulness’ (of access) requirement hangs the Sword of Damocles over the heads of users. In certain situations, it may not be easy to determine if the content used in exercise of a user right has been made available lawfully. For example, arts 3 and 4 CDSM Directive require lawful access as a condition for the lawful performance of text and data mining. Already the ambiguity to the ‘lawfulness’ requirement can constitute an effective barrier to the exercise of user rights (Geiger, Frosio and Bulayenko, 2019; Margoni, 2022).

Even more restrictive effects can unfold when certain uses are not subject to an exception but to a full exclusive right. For example, public lending is, by default, subject to an exclusive right under art. 2 of the Rental and Lending Rights Directive. While Member States can derogate from this right and establish and remunerated exception under art. 6(1), and even exclude certain institutions from the remuneration requirement (art. 6(3)), rightholders retain full control over the availability and modalities of licenses for public lending. Even art. 6 can require that libraries must have obtained prior lawful access in the sense of a prior transfer of ownership (VOB v Stichting Leenrecht). However, public lending through publicly funded institutions is essential for vulnerable and marginalized groups and their ability to access information and participate in cultural life, and to exercise exceptions to copyright for the purpose of self-study. While there is a good argument to be made that rightholders should be obliged to offer appropriate licenses, a stronger argument can be made that the imperatives of fundamental rights suggest that the public lending right should instead be understood, and legislatively anchored as a user right, viz. an exception or, according to art 6(1) at least a statutory remuneration right (Geiger & Bulayenko, 2022). More radically, the right to control the public lending of certain works could be eliminated (IFLA, 2016). At a minimum, in the absence of immediate legislative intervention, rightholders should be obliged to offer licenses that cater to the needs of public lending institutions on their mission to provide access to diverse collections of information.

Private ordering must be countered by positive obligations to grant access

An obligation to grant a specific license for a specific use, or rather to enable a specific use under an exception, can be derived from the ratios of the relevant exceptions – and these would include de lege lata at least those mentioned expressly in art. 6(4) InfoSoc Directive and those shielded from contractual override under art. 7(1) and art. 17(7) CDSM Directive. The purpose of these exceptions lies at the heart of copyright’s raison d’être, to create and provide access to information that will generate creativity and innovation. These objectives are also reflective of fundamental rights as protected under the EU Charter of Fundamental Rights and the European Convention on Human Rights. Chief amongst them is the right to freedom of expression, including the right to receive information, the right to education as well as the freedom of the arts and sciences, and as its derivate the right to research (Geiger & Jütte, 2021).

However, fundamental rights provide convincing arguments that access should be facilitated for certain users and privileged user groups. At a minimum, access should be facilitated for institutions which allow the realization of user’s rights: for example, libraries, public archives, educational establishments and research organizations, as well as other public interest institutions must be put in a position to function as access points for a broader public and thus to enable user’s rights. In particular, in cases where rightholders prevent digital access to specific works, which are necessary to undertake a use privileged by an exception that derive their existence from fundamental rights rationale, an obligation to provide access can be construed directly out of these fundamental rights. This obligation must, however, be subject to the condition that the work in question is already lawfully available, albeit under different conditions and possibly in different formats. In such a scenario, the relevant rightholder would be obliged to offer access to the protected work on reasonable terms.

If such an obligation were not to exist, rightholders could render user’s rights absolutely ineffective. Through contractual and technological conditions, as part of their digital distribution systems, publishers and other rightholders can tailor and segment the relevant markets around areas in which copyright exceptions normally apply. The privileging uses of protected works offered by so called ‘exceptions’ thereby fall victim to private ordering and generate societal costs of a copyright system deprived of the balancing effects of exceptions limitations (European Copyright Society, 2017). Such an obligation that directly derives from fundamental rights would be subject to the principle of proportionality, to avoid that rightholders face excessive ‘obligations to license’ and would have to incur the resulting transaction costs.

A copyright institution as a guarantor of access under fair conditions

An institutional framework that administers access to works for specific purposes, and potentially supports the negotiations for reasonable and fair licensing arrangements, would be instrumental in ‘administering proportionality’ for an access right under copyright law. An EU copyright institution (Geiger & Mangal, 2022, also Frosio & Geiger, 2021) equipped with quasi-judicial competences could be key in resolving negotiation deadlocks between users and rightholders and in ensuring the exercise of user rights in practice. Such an institution could also negotiate best practices for providing access (either by suitable licenses, or by facilitating the provision of appropriate format copies) and help to formulate proposals for legislative reforms. It could also be tasked with conducting studies and research on the economic parameters that determine the conditions attached to an obligation to provide access. For example, fair conditions for access could, in terms of value and process, be determined by standards inspired from FRAND-obligations in patent law or the essential facilities doctrine in competition law. Furthermore, it could reflect and provide policy guidance when remuneration-based limitation systems ensuring access for research, teaching and cultural participation would be a workable solution to the access-problem (Geiger, Schönherr & Jütte, 2024).

Without access to copyrighted work there can be no creativity and where there is no creativity, the social contract behind copyright is broken. “With great powers comes great responsibilities”, as the biblical saying goes. It is time to enforce this social bargain so that copyright can benefit creators and the broader society at the same time and to make the EU a vibrant space for cultural participation and creativity (European Copyright Society, 2023).

 

This post summarizes the preliminary findings of a study conducted by the authors, which has been commissioned by COMMUNIA and the IFLA Foundation.

The post Copyright as an Access Right: Concretizing Positive Obligations for Rightholders to Ensure the Exercise of User Rights appeared first on COMMUNIA Association.

Congress Should Give Up on Unconstitutional TikTok Bans

Congress’ unfounded plan to ban TikTok under the guise of protecting our data is back, this time in the form of a new bill—the “Protecting Americans from Foreign Adversary Controlled Applications Act,” H.R. 7521 — which has gained a dangerous amount of momentum in Congress. This bipartisan legislation was introduced in the House just a week ago and is expected to be sent to the Senate after a vote later this week.

A year ago, supporters of digital rights across the country successfully stopped the federal RESTRICT Act, commonly known as the “TikTok Ban” bill (it was that and a whole lot more). And now we must do the same with this bill. 

TAKE ACTION

TELL CONGRESS: DON'T BAN TIKTOK

As a first step, H.R. 7521 would force TikTok to find a new owner that is not based in a foreign adversarial country within the next 180 days or be banned until it does so. It would also give the President the power to designate other applications under the control of a country considered adversarial to the U.S. to be a national security threat. If deemed a national security threat, the application would be banned from app stores and web hosting services unless it cuts all ties with the foreign adversarial country within 180 days. The bill would criminalize the distribution of the application through app stores or other web services, as well as the maintenance of such an app by the company. Ultimately, the result of the bill would either be a nationwide ban on the TikTok, or a forced sale of the application to a different company.

The only solution to this pervasive ecosystem is prohibiting the collection of our data in the first place.

Make no mistake—though this law starts with TikTok specifically, it could have an impact elsewhere. Tencent’s WeChat app is one of the world’s largest standalone messenger platforms, with over a billion users, and is a key vehicle for the Chinese diaspora generally. It would likely also be a target. 

The bill’s sponsors have argued that the amount of private data available to and collected by the companies behind these applications — and in theory, shared with a foreign government — makes them a national security threat. But like the RESTRICT Act, this bill won’t stop this data sharing, and will instead reduce our rights online. User data will still be collected by numerous platforms—possibly even TikTok after a forced sale—and it will still be sold to data brokers who can then sell it elsewhere, just as they do now. 

The only solution to this pervasive ecosystem is prohibiting the collection of our data in the first place. Ultimately, foreign adversaries will still be able to obtain our data from social media companies unless those companies are forbidden from collecting, retaining, and selling it, full stop. And to be clear, under our current data privacy laws, there are many domestic adversaries engaged in manipulative and invasive data collection as well. That’s why EFF supports such consumer data privacy legislation

Congress has also argued that this bill is necessary to tackle the anti-American propaganda that young people are seeing due to TikTok’s algorithm. Both this justification and the national security justification raise serious First Amendment concerns, and last week EFF, the ACLU, CDT, and Fight for the Future wrote to the House Energy and Commerce Committee urging them to oppose this bill due to its First Amendment violations—specifically for those across the country who rely on TikTok for information, advocacy, entertainment, and communication. The US has rightfully condemned other countries when they have banned, or sought a ban, on specific social media platforms.

Montana’s ban was as unprecedented as it was unconstitutional

And it’s not just civil society saying this. Late last year, the courts blocked Montana’s TikTok ban, SB 419, from going into effect on January 1, 2024, ruling that the law violated users’ First Amendment rights to speak and to access information online, and the company’s First Amendment rights to select and curate users’ content. EFF and the ACLU had filed a friend-of-the-court brief in support of a challenge to the law brought by TikTok and a group of the app’s users who live in Montana. 

Our brief argued that Montana’s ban was as unprecedented as it was unconstitutional, and we are pleased that the district court upheld our free speech rights and blocked the law from going into effect. As with that state ban, the US government cannot show that a federal ban is narrowly tailored, and thus cannot use the threat of unlawful censorship as a cudgel to coerce a business to sell its property. 

TAKE ACTION

TELL CONGRESS: DON'T BAN TIKTOK

Instead of passing this overreaching and misguided bill, Congress should prevent any company—regardless of where it is based—from collecting massive amounts of our detailed personal data, which is then made available to data brokers, U.S. government agencies, and even foreign adversaries, China included. We shouldn’t waste time arguing over a law that will get thrown out for silencing the speech of millions of Americans. Instead, Congress should solve the real problem of out-of-control privacy invasions by enacting comprehensive consumer data privacy legislation.

Categorieën: Openbaarheid, Privacy, Rechten

Op de rol: 'Het leed was niet te overzien geweest'

Verslag van een rechtszitting

De bestuurder van de zwarte Mercedes A 250 rijdt op zaterdag 29 januari 2022 als een dwaas over de Loosduinseweg in Den Haag. Werk aan de winkel voor de politieagenten die de wegpiraat in het vizier hebben. Aan de kant! Daar is Omar* (31) niet toe genegen en hij drukt het gaspedaal nog eens flink in. De politie gaat erachteraan.

Een wilde achtervolging door het Valkenboskwartier volgt – van de Loosduinseweg naar de Loosduinsekade en de Apeldoornselaan. Verkeersregels en maximale snelheden doen er niet meer toe. Omar rijdt 100 kilometer per uur, scheurt door rode lichten, passeert auto’s rechts en rijdt tegen het verkeer in. De Dierenselaan in, naar de Kootwijkerstraat, de Velpsestraat en de La Reyweg, totdat de asomobilist de A 250 total loss rijdt in de Kempstraat.

Rood

Omar zit iets meer dan 2 jaar later in zaal E2 tegenover de Haagse politierechter. Hij is nog niet zo lang uit de gevangenis, waar hij 10 maanden heeft gebivakkeerd na een akkefietje met vuurwapens en bedreiging van politieagenten. Politierechter Meessen: ‘We gaan terug naar januari 2022. De politie beschrijft heel gevaarlijk rijgedrag. U rijdt meer dan 100 kilometer in de binnenstad van Den Haag.’ Nou dat valt wel mee, zegt Omar. ‘60 of 70 of zo.’ ‘En u reed tegen het verkeer in. En 2 keer door rood.’ Omar: ‘Dat kan ik mij niet meer herinneren’. De rechter: ‘Waarom deed u dat?’ Omar: ‘Ik wou gewoon wegkomen.’ Omar komt niet weg. Hij wordt in de Kempstraat aangesproken en aangehouden. En dan blijkt dat zijn rijbewijs al sinds april 2021 ongeldig is. ‘Was dat de reden waarom u ervandoor ging?’, vraagt de rechter. Omar: ‘Ja, dat kan.’ Omar zou tijdens de achtervolging ook tegen een bestelbusje zijn gereden. Omar: ‘Dat is niet gebeurd, want dan zou ik zijn gestopt’. ‘Midden in een achtervolging?’, vraagt de rechter verwonderd. ‘Dat lijkt mij nou juist een reden om níet te stoppen.’ 

Boos

Omar wil na zijn aanhouding op 29 januari niet meewerken aan een bloedproef en een drugstest. ‘De politie zegt dat u heel opgefokt deed en zij vermoedden dat u pillen had geslikt’, merkt de politierechter op. ‘Ik ben tegen drugs, die gebruik ik niet’, antwoordt Omar. Een dag later wil Omar weer niet meewerken aan een bloedproef (dat laatste wordt hem niet verweten – ‘een fout’, zegt de officier van justitie) als agenten hem op een snorfiets aantreffen en naar een politiebus brengen. Omar: ‘De agenten die mij de dag daarvoor hadden aangehouden wilden me pesten. Ik had niks misdaan. Ik hield me aan de regels.’ Hij scheldt ze de huid vol. De agenten zijn homo’s en hebben kanker dit en kanker dat. ‘Je kankermoeder is een hoer’, en meer van het fraais dat agenten dagelijks naar hun hoofd geslingerd krijgen. Omar zegt zich niet te kunnen herinneren dat hij de agenten heeft uitgescholden. (In 2020 en 2021 is hij daarvoor al eens veroordeeld.) ‘Maar als ik boos ben zeg ik weleens dingen die ik niet meen.’

Stiekem

Omar zit in de proeftijd van een voorwaardelijke gevangenisstraf (hij kreeg in mei 2023 15 maanden cel, waarvan 5 maanden voorwaardelijk) en daarvoor moet hij zich iedere week melden bij de reclassering en zal hij worden behandeld bij het centrum voor ambulante ggz De Waag. Hij heeft een Wajong-uitkering en doet aan kickboksen. Zijn toekomst? Omar: ‘Ik wil op een vrachtwagen rijden, maar dan moet ik wel eerst mijn gewone rijbewijs terugkrijgen. De psycholoog heeft geschreven dat ik mijn rijbewijs over een jaar terug mag.’ Hij is iedere maand een hoop geld kwijt aan zijn zus, vertelt Omar de rechter, want het was haar Mercedes die hij in de prak heeft gereden. ‘Ik had de auto stiekem gepakt’. Voordat de officier van justitie vertelt wat Omar aantoonbaar heeft misdaan en welke straf hij daarvoor verdient, wil Omar nog wel 1 ding kwijt: ‘Ik wil echt niet terug naar de gevangenis. Dan verlies ik mijn huis, want mijn broer heeft mijn huur betaald. Als ik weer de gevangenis inga, dan helpt hij mij niet meer. Ik heb liever een boete of ik ga werken.’

Leed

Officier van justitie Benguedda wil Omar wel aan een boete helpen, maar een taakstraf vindt hij niet passen bij de zwaarte van de verkeersmisdragingen. Alles wat Omar wordt verweten (100 kilometer per in de stad, door rood rijden, rechts passeren en tegen het verkeer in rijden, een aanrijding veroorzaken en doorrijden, rijden zonder geldig rijbewijs, niet meewerken aan een bloedproef en belediging van politieagenten) vindt de officier van justitie bewezen. ‘Het is een geluk bij een ongeluk dat er alleen blikschade was. Je moet er niet aan denken wat er was gebeurd als iemand op de verkeerde tijd en op de verkeerde plek de straat was overgestoken of wat fietsers had kunnen overkomen. Het leed was niet te overzien geweest.’ Dat Omar niet wilde meewerken aan een bloedproef en een drugstest kan volgens de officier alleen maar betekenen dat hij onder de drugs achter het stuur zat. Voor alles wat hij op 29 en 30 januari in Den Haag heeft uitgevreten, verdient Omar daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, een geldboete van 2.500 euro en zou hij 2 jaar geen auto mogen rijden.

Buitenproportioneel

Omars advocaat L‘Homme kan ‘kort zijn’: Omar heeft gedaan wat hem wordt verweten, afgezien van het verlaten van de plaats van de aanrijding. Omar was zich niet bewust van een aanrijding met een busje en de politie zegt er in het dossier ook niets over. De raadsman mag dan erkennen dat Omar fout zat, de strafeis vindt hij ‘buitenproportioneel’. Advocaat L‘Homme: ‘In de regel worden voor dit soort feiten geldboetes en taakstraffen opgelegd. Ik weet dat mijn cliënt eerder is veroordeeld, maar dat rechtvaardigt geen gevangenisstraf.’ De zaak heeft volgens hem erg lang op de plank gelegen en bovendien is Omar in 2023 tot een lange gevangenisstraf veroordeeld waarbij deze zaak meegenomen had kunnen worden. Als dat was gebeurd, zou Omar volgens de raadsman waarschijnlijk dezelfde lange straf hebben gekregen. Daarom zou de Haagse politierechter vandaag Artikel 9a moeten toepassen (wel schuldig, geen straf). Als politierechter Meessen daar anders over denkt, dan zou zij zich volgens de raadsman moeten realiseren dat Omar zich sinds zijn vrijlating netjes meldt bij de reclassering en voor psychische hulp naar De Waag zal gaan. ‘Er hangt hem een forse voorwaardelijke gevangenisstraf boven het hoofd.’ 

Werken

Na kort beraad met de griffier komt politierechter Meessen tot de slotsom dat Omar zich schuldig heeft gemaakt aan alle feiten die hem worden verweten, behalve het verlaten van de plek van de aanrijding. De politie heeft niets opgeschreven over een klap en Omar weet van niets. De officier wil dat Omar de cel ingaat, de advocaat vindt desnoods een voorwaardelijke taakstraf op zijn plaats. Politierechter Meessen kiest de gulden middenweg. De rechter: '9a gaat te ver, de feiten zijn daarvoor te ernstig. Voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs zou ik volgens de richtlijnen alleen al een gevangenisstraf kunnen opleggen van 2 weken. Dat ga ik nu niet doen, want dat vind ik een beetje onzinnig. U hebt net in de gevangenis gezeten en bent bezig op te krabbelen. Maar ik geef u wel een zware taakstraf van 120 uur. En u krijgt ook een ontzegging van de rijbevoegdheid van een 1 jaar.' De politierechter heeft koud uitspraak gedaan, of raadsman L'Homme meldt dat Omar niet in beroep gaat. 'Ik denk dat ik het hier ook bij hou', reageert officier Benguedda. 'Dan gaat u dus werken', besluit de rechter.

* Dit is niet zijn echte naam.

Lees hier meer Op de rol-verhalen.

Categorieën: Rechten

Pagina's

Abonneren op Informatiebeheer  aggregator - Rechten