U bent hier

Rechten

‘Wet die verdienmodel no cure no pay-bureaus aanpakt had wel breder gemogen’

Mr. Online (juridisch nieuws) - 21 februari 2024 - 11:08am

Er was afgelopen jaar veel over te doen: tienduizenden no cure, no pay-zaken leidden tot overbelasting van gemeenten, Belastingdienst en de belastingrechtspraak. De bureaus die bezwaar maken tegen WOZ- en andere aanslagen met als doel om zoveel mogelijk aan proceskostenvergoedingen binnen te harken, konden op een steeds kritischer bejegening door vanuit de Rechtspraak rekenen.
Rechters vroegen de wetgever om in te grijpen (zoals bijvoorbeeld de rechtbank Den Haag) en de rechtbank Midden-Nederland zette het mes in het verdienmodel van de ‘WOZ-cowboys’. Het leidde ertoe dat demissionair staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) met een wetsvoorstel kwam waarin de proceskostenvergoedingen fors zijn verlaagd. De wet is per 1 januari in werking getreden.

WOZ-cowboys

In het nieuwste nummer van het Nederlands Juristenblad staat een artikel over de wet van Van Ettekoven, tot 1 januari voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State en bijzonder hoogleraar staats- en bestuursrecht een de Universiteit van Amsterdam. Dat de wetgever heeft ingegrepen vindt Van Ettekoven begrijpelijk. “De financiële prikkel moet uit het systeem. Het moet voor de WOZ-cowboys en ‘no cure no pay’-bureaus niet (langer) lonen om fiscale procedures op te starten en zo lang mogelijk te rekken louter om zoveel mogelijk vergoedingen binnen te halen.”

Algemene regeling

Maar, vraagt hij zich af, waarom is de regeling alleen voor WOZ- en bpm-zaken? Is het niet verstandiger een algemene regeling te maken tot aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht, in plaats van af te wachten naar welke nog lonende zaken de no cure no pay-bureaus hun aandacht verleggen? Hun werkveld is al breder dan WOZ en bpm; ook op het gebied van parkeerbelastingen en Mulder-zaken (parkeerboetes) zijn dergelijke bedrijven actief. Volgens Van Ettekoven zijn er signalen dat dergelijke bureaus zich ook richten op het controleren van de aangifte IB, de kostendekkendheid van de rioolheffing in de gemeentelijke begroting en de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag om namens gedupeerde ouders de tegemoetkoming te incasseren.

Paardenmiddel

Van Ettekoven signaleert ook een keerzijde van de ingevoerde wet: “De regeling is een paardenmiddel dat geen recht doet aan gewone burgers, die met behulp van een professionele rechtsbijstandverlener en terecht klagen dat het bestreden WOZ of bpm-besluit gebreken kent of dat hun procedure tegen dat besluit onredelijk lang duurt.” Hij vraagt zich af of deze wettelijke regeling geen ontoelaatbare inbreuk maakt op het gelijkheidsbeginsel, nu de met een minimale proceskostenvergoeding en een veel lagere vergoeding voor overschrijding van de redelijke termijn niet geldt voor andere procedures. Er zal ongetwijfeld over geprocedeerd gaan worden, verwacht Van Ettekoven. En dan is het “afwachten of de Hoge Raad de onderbouwing van het gemaakte onderscheid, thans neergelegd in een wet in formele zin, wel voldoende overtuigend vindt.”

Het bericht ‘Wet die verdienmodel no cure no pay-bureaus aanpakt had wel breder gemogen’ verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Thuisadressen getuigen vindbaar via online vonnissen, hoe erg is dat?

IusMentis - 21 februari 2024 - 8:13am

De adressen van burgers die camerabeelden delen met de politie zijn in sommige gevallen te herleiden uit online gepubliceerde vonnissen, blijkt uit onderzoek van BNR. Wie vonnissen goed leest met Maps erbij, kan zo vaststellen waar de camera’s hangen waar beelden van zijn gebruikt door justitie in ernstige strafzaken. De Raad voor de Rechtspraak laat in een reactie weten dat ze het probleem herkent.

Het onderzoek is een vervolg op waar ik in januari over blogde: De politie vordert vaak beelden van deurbelcamera’s waardoor adressen van nietsvermoedende burgers in strafdossiers terecht kunnen komen. Dat vorderen moet juridisch gezien, want anders mag de politie de beelden niet meenemen (vrijwillig ongevraagd ze krijgen van een burger daargelaten).

Letterlijke adressen (“op de camerabeelden van de camera aangebracht op het pand te Jollemanhof 12 Amsterdam”) worden netjes geanonimiseerd. Maar dat is niet genoeg: vaak wordt de context geschetst om de beelden te duiden, en wie dan een beetje handig is met Maps, kan dan alsnog de originele plek terugvinden: De positie van de camera, het merk van de deurbel, de namen van aangrenzende straten: allen komen uitgebreid aan bod. [Getuige] Clara’s naam en adres zijn digitaal ‘weggelakt’, maar er staan zoveel details in de uitspraak, dat aan de hand van een kaart te achterhalen is waar de deurbelcamera ongeveer gehangen moet hebben. Foto’s op Google Streetview laten zien dat alleen bij Clara een deurbel van het genoemde merk hing ten tijde van de moord. Waar ik dan mee blijf zitten: hoe ernstig is dit nu werkelijk, qua inbreuk op de persoonlijke levenssfeer? Het gaat hier niet om beschrijvingen van interieurs of persoonlijke aangelegenheden, maar een beschrijving van de locatie en wat er op die camera te zien was op de openbare weg. Die beelden hebben dan verder niets met de camera-eigenaar te maken, die was toevallig de getuige en dat was het.

Arnoud

Het bericht Thuisadressen getuigen vindbaar via online vonnissen, hoe erg is dat? verscheen eerst op Ius Mentis.

Privater Rechner, Phishing, Passwörter: Einfallstore für Datenpannen kennen und vorbeugen

iRights.info - 21 februari 2024 - 8:00am

Datensicherheit im beruflichen Kontext ist kein Zufall. Johannes Rauchfuss erklärt den datenschutzkonformen Arbeitsplatz und die Nutzung privater Geräte im Home Office. Außerdem stellt er klar, warum Unternehmen ihre Domain-Sicherheit im Auge behalten sollten und wie ein vorteilhafter Umgang mit Passwörtern aussieht.

Wer nicht im Büro arbeitet sondern mit Laptop aus der Ferne, sollte ein paar Tipps beachten. Vergangene Woche erklärte Johannes Rauchfuss die Vorteile verschlüsselter Kommunikation und was man tun sollte, wenn der Dienst-Laptop verloren geht.

Unterwegs, im Home Office, auf Workation: Wie Sie Ihre Daten beim mobilen Arbeiten schützen

Öffentliches WLAN vorsichtig nutzen, die eigenen Daten im Falle von Diebstahl schützen und um die Gefahren unverschlüsselter Email-Kommunikation wissen – Johannes Rauchfuss erklärt wichtige datenschutzrechtliche Aspekte und gibt praktische Tipps zum Arbeiten von unterwegs und im Homeoffice. » mehr

In diesem Artikel gibt es weitere Tipps, die die Arbeit zuhause, von unterwegs und auf Workation sicher machen.

Im Home Office: Zugang zu sensiblen Daten durch Dritte verhindern

Je sensibler die Daten, desto mehr Schutzvorkehrungen sollte man treffen. Üblicherweise unterzeichnen Arbeitnehmende Verschwiegenheitserklärungen vor der Arbeitsaufnahme. Diese gelten natürlich auch zuhause, im Café oder auf der Zugfahrt.

Die Auswahl des Arbeitsplatzes spielt dabei eine entscheidende Rolle. Wie ist der Bildschirm ausgerichtet? Wer läuft hinter oder an mir vorbei? Können Dritte über Reflexionen im Fenster mitlesen?

Dieses Datenschutzrisiko lässt sich mit sogenannten Datenschutzfolien auf dem Bildschirm reduzieren. Solche Folien sorgen dafür, dass der Bildschirminhalt nur aus einem bestimmten Blickwinkel erkennbar ist: nämlich gerade vor dem Bildschirm sitzend. Vielfach werden diese Folien auch schon bei Displays von Geldautomaten eingesetzt.

Gegen unerwünschtes Zuhören helfen Kopfhörer, sowohl im Café als auch bei dünnen Wänden im Wohnzimmer. Auch bei der eigenen Wortwahl lässt sich steuern: So kann man beispielsweise die Worte so wählen, dass das Gegenüber inhaltlich zwar alles versteht, andere Zuhörende aber daraus nicht schlau werden. Dies erfordert etwas Übung.

Vorsicht bei privaten Geräten für dienstliche Zwecke

Der private Laptop ist vertraut. Warum also nicht auch mal dienstliche Angelegenheiten darauf erledigen? Und danach die Arbeitsergebnisse auf den Server des Unternehmens hochladen?

Doch Vorsicht! Private Geräte sind in der Regel schlechter gewartet und abgesichert als dienstlich gestellte Geräte. So ist es möglich, dass eine Schadsoftware vom Privatrechner in das Unternehmensnetz eingeschleust wird.

Ein anderes Risiko-Szenario steckt im Download-Ordner. Etwa wenn betriebliche Unterlagen heruntergeladen, aber nach der Tätigkeit nicht gelöscht werden. Kommt das private Gerät in falsche Hände, könnten so auch betriebliche Interna versehentlich abhandenkommen.

Eine klare Trennung zwischen privaten und dienstlichen Geräten ist empfehlenswert. Auch sollte man überlegen, ein separates Konto anzulegen, um etwaige Vermischung zu unterbinden.

Eine andere Möglichkeit ist, lediglich mit dem Gast-Konto des Geräts zu arbeiten und bei den Einstellungen darauf zu achten, dass nach der Abmeldung alle angefallenen Daten wieder gelöscht werden. Die Nutzer*innen müssen allerdings daran denken, Arbeitsergebnisse vorher zu sichern.

Betriebliche Geräte, die auch die Privatnutzung erlauben, sollten ein Sandboxing-System haben. Hier kann ein Mobile-Device-Management helfen.

Phishing-Attacke im Home-Office?

Die E-Mail des Chefs leuchtet auf: „Dringende Angelegenheit! Eine Überweisung von 250.000 € muss sofort getätigt werden.“ Hinter dieser vermeintlich dringenden Anweisung könnte eine ausgeklügelte Falle stecken.

Deepfakes werden durch die rasante technische Entwicklung von Künstlicher Intelligenz (KI) zunehmen. Aktuell lassen sich bereits Stimmen aus bestehenden Aufnahmen nachahmen und live am Telefon oder per Sprachnachricht bei WhatsApp mit Betrugsabsicht einsetzen. An eine Stimmaufnahme des CEOs zu kommen, ist bei öffentlich auftretenden Personen nicht schwer. Diese finden sich unter Umständen in Podcasts, auf Social Media oder in sonstigen Aufnahmen von öffentlichen Auftritten.

Unternehmen sollten daher ihre Domain-Sicherheit in den Blick nehmen, um betrügerische Mails von ihrem Domain-Namen zu verhindern. Intern sollten das Personal geschult und etablierte Kommunikationswege eingehalten werden, um Anomalien zu entdecken.

Auch ein Sicherheitswort (safe word), vereinbart mit Verantwortlichen aus der Organisation, kann hilfreich sein. Es kann im Zweifel bei der Identifizierung nützlich sein. Die Methode mit einem Sicherheitswort ist bereits im Einsatz, um „Enkeltrick-Betrüger“ zu verhindern.

Passwörter sicher wählen und verwalten

Eine Verschlüsselung ist nur so gut wie der Schutz für den Schlüssel, der zum Entschlüsseln benutzt wird. Daher empfehlen sich starke, eindeutige Passwörter und gegebenenfalls ein (offline) Passwort-Safe, um die verschiedenen Passwörter zu verwalten. Das Bundesamt für Sicherheit in der Informationstechnik (BSI) hält hierzu nützliche Informationen bereit: Passwörter Schritt-für-Schritt merken.

Arbeitgebende können die Anforderungen an ein Passwort durch eine Passwortrichtlinie vorgeben und wo möglich die Mehr-Faktor-Authentifizierung einschalten. Passwörter per Post-It neben den Bildschirm zu kleben oder sie unter der Tastatur zu verstecken ist nicht ratsam.

Ob das eigene Passwort sicher oder der eigene Account von einem Sicherheitsvorfall betroffen ist, kann man hier überprüfen: HPI Identity Leak Checker. Ob das eigene Passwort bereits kompromittiert, also geknackt ist, lässt sich beispielsweise hier überprüfen.

Fazit

Mit ein paar Handgriffen und aktuellem Wissen um die Gefahren ist mobiles Arbeiten datenschutzsicher möglich. Arbeitgebende profitieren hier von einer Regelung in der Datenschutz-Grundverordnung (DSGVO). Demnach ist eine Datenpanne nicht mehr meldepflichtig, wenn die Verletzung des Schutzes personenbezogener Daten voraussichtlich nicht zu einem Risiko für die Rechte und Freiheiten natürlicher Personen führt. Das dürfte beim gründlichen Einsatz von Verschlüsselung der Fall sein. Unternehmen, die sich vorab damit beschäftigen, haben demnach einen Wettbewerbsvorteil. Denn eine meldepflichtige Datenpanne ist auch fürs Image unvorteilhaft.

 

Sie möchten iRights.info unterstützen?

iRights.info informiert und erklärt rund um das Thema „Urheberrecht und Kreativität in der digitalen Welt“. Alle Texte erscheinen kostenlos und offen lizenziert.

Wenn Sie mögen, können Sie uns über die gemeinnützige Spendenplattform Betterplace unterstützen und dafür eine Spendenbescheinigung erhalten. Betterplace akzeptiert PayPal, Bankeinzug, Kreditkarte, paydirekt oder Überweisung.

Besonders freuen wir uns über einen regelmäßigen Beitrag, beispielsweise als monatlicher Dauerauftrag. Für Ihre Unterstützung dankt Ihnen herzlich der gemeinnützige iRights e.V.!

DOI für diesen Text:  · automatische DOI-Vergabe für Blogs über The Rogue Scholar

The post Privater Rechner, Phishing, Passwörter: Einfallstore für Datenpannen kennen und vorbeugen appeared first on iRights.info.

Defending Access to the Decentralized Web

Electronic Frontier Foundation (EFF) - nieuws - 20 februari 2024 - 8:51pm

Decentralized web technologies have the potential to make the internet more robust and efficient, supporting a new wave of innovation. However, the fundamental technologies and services that make it work are already being hit with overreaching legal threats.

Exhibit A: the Interplanetary File System (IPFS). IPFS operates via a “distributed hash table,” essentially a way to look up the number (or “hash”) corresponding to a given file and see which network locations have chosen to offer the file. Using the hash, a machine then learns where to request the file from, and then retrieves it in pieces from those locations. IPFS gateways in particular perform these functions on behalf of a user who tells it what hash to retrieve the file for. It’s a conduit, like a traditional proxy server, virtual private network, or ISP.

Our client, computer scientist Mike Damm, offers a free IPFS gateway. He doesn’t control how people user it or what files they access. But a company called Jetbrains insists that that Mr. Damm could be liable under Section 1201 of the Digital Millennium Copyright Act because JetBrains’ lawyers are allegedly able to use his gateway to request and retrieve software keys for Jetbrains software from the IPFS network.

We were glad to have the opportunity to set them straight.

Section 1201 is a terrible law, but it doesn’t impose liability on a general-purpose conduit for information. First, a conduit does not fall into any of the three categories of trafficking under Section 1201: its primary purpose is not circumvention, it has extensive other uses, and it is not marketed for circumvention. Second, Congress has expressly recognized the need to protect conduits from legal risk given their crucial role in supporting the basic functioning of the internet. In Section 512(a) of the DMCA, Congress singled out conduits to receive the highest level of safe harbor protection, recognizing that the ability to dispose of copyright claims at an early stage of litigation was crucial to the operation of these services. It would be absurd to suggest that Congress granted conduits special immunity for copyright claims based on third party activity but then, in the same statute, made them liable for pseudo-copyright Section 1201 claims.

The DMCA has serious flaws, but one thing Congress got right was protecting basic infrastructure providers from being liable for the way that third parties choose to use them. This is in line with longstanding legal principles whereby courts require plaintiffs to target their complaints towards the individuals choosing to misuse general-purpose services, rather than assigning blame to service providers.

Deviating from this rule could have extinguished the internet in its infancy and threatens to do the same with new information technologies. As always, EFF stands ready to defend the open web.

Categorieën: Openbaarheid, Privacy, Rechten

Huiselijk geweld: juristen moeten leren ‘rode vlaggen’ te herkennen

Mr. Online (juridisch nieuws) - 20 februari 2024 - 10:15am

Huiselijk geweld is de meest voorkomende vorm van geweld in de samenleving. Bijna één op de tien Nederlanders verkeert thuis in een gewelddadige situatie. Tussen 2017 en 2021 werd er gemiddeld elke acht dagen een vrouw vermoord, blijkt uit cijfers van het CBS. Vorig jaar werden 27 vrouwen omgebracht door hun (ex-)partners. Ruim de helft van alle moorden op een vrouw wordt gepleegd door een (ex-)partner. Uit cijfers van het Openbaar Ministerie blijkt dat jaarlijks ongeveer honderdduizend kinderen slachtoffer zijn van mishandeling. Huiselijk geweld heeft grote gevolgen. Behalve lichamelijke en psychische schade bij slachtoffers is er ook economische schade, bijvoorbeeld door arbeidsongeschiktheid.

Gespecialiseerde officier van justitie Berte van Heemst (Openbaar Ministerie Rotterdam)

Dat huiselijk geweld, en femicide in het bijzonder, een groot maatschappelijk probleem is, dringt ook bij de politiek steeds meer door. Ook bij het OM staat het onderwerp inmiddels hoog op de agenda. Er is een landelijk officier van justitie Huiselijk geweld, kindermishandeling en zeden, Judith van Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters. Femicidezaken worden sinds 1 januari van dit jaar landelijk geregistreerd om meer inzicht te krijgen in de aard en omvang van het probleem. Elk parket heeft een coördinerend officier van justitie huiselijk geweld en in Rotterdam is er zelfs een officier die zich fulltime met huiselijk geweld- en stalkingszaken bezighoudt, Berte van Heemst. Over de aanleiding zegt zij: “Rotterdam heeft al jaren de hoogste instroomcijfers voor huiselijk geweld. Vorig jaar kwamen er, net als in 2021 en 2022, zo’n 1800 zaken binnen. Bij de nummers twee en drie – de parketten Oost-Nederland en Den Haag – gaat het om ongeveer duizend zaken per jaar. Daarnaast zijn er in Rotterdam in de laatste jaren meerdere heftige huiselijkgeweldzaken geweest.”

Het Rotterdamse parket heeft een speciaal team gevormd met naast Van Heemst een fulltime coördinerend secretaris voor juridische ondersteuning, drie officieren van justitie die zich grotendeels richten op ‘hoog risico-stalkingzaken’ en enkele officieren van justitie die een meer dan gemiddeld aantal huiselijk geweld-zaken doen. “Per week krijgen we gemiddeld drie of vier hoog risico stalkingszaken binnen. Vier officieren van justitie hebben om de beurt een week stalkingspiketdienst. Zodra de politie een melding of aangifte krijgt, vult zij een speciaal screeningsformulier in. Komt daar een hoge score uit, dan moet het OM gebeld worden. De dienstdoende officier van justitie wordt dan zaaksofficier en blijft dat ook zodat hij bekend is met het dossier, om ervoor te zorgen dat ieder nieuw incident in de gehele context van de zaak wordt gezien en gewogen.”

Meervoudige kamerzaken over huiselijk geweld vinden plaats op reguliere MK-zittingen; overige huiselijkgeweldzaken worden behandeld op speciaal voor deze zaken geïntroduceerde politierechterzittingen huiselijk geweld. Ook de rechtbank Den Haag houdt inmiddels dergelijke politierechterzittingen, de rechtbank Amsterdam begint er op 26 maart mee en de rechtbank Midden-Nederland start een proef ermee. Naast deze politierechterzittingen houdt de rechtbank Rotterdam sinds september 2018 eens per week een ‘combizitting’, waar straf- en familierechtzaken samen worden behandeld. “Zien we in een zaak dat er bijvoorbeeld een scheiding speelt of een ruzie over omgang met of gezag over kinderen of over alimentatie, dan is dat voor ons een trigger om zo’n zaak op een combizitting te laten behandelen. Omdat het om complexe dossiers gaat, is voor de behandeling meer tijd. Net als het OM werkt ook de Rechtspraak met een vaste poule van rechters, die zowel straf- als familierechtexpertise en affiniteit met huiselijkgeweldzaken hebben. De ervaringen met deze werkwijze zijn goed.”

Straffen en maatregelen

De inzet van het OM is vooral dat het huiselijk geweld stopt. “Hierbij kijken we naar het type huiselijk geweld. Bij ongeveer 85 procent van de binnenkomende zaken is sprake van een wisselwerking binnen een gezin, bijvoorbeeld door armoede, baanverlies of stress bij de opvoeding van kinderen. Het geweld kan ook dan heftig en structureel zijn, maar vergt meestal een andere aanpak, vaak met hulpverlening, dan bij zogenoemde ‘intieme terreur’ waar het in ongeveer 15 procent van de zaken om gaat. Het risico dat het helemaal misgaat, is bij de laatste categorie het grootst. Plegers daarvan hebben vaak ernstige persoonlijkheidsstoornissen.”

Om ongewenst gedrag te beïnvloeden wordt vaak een beschermingsbevel opgelegd; gebods- of verbodsbepalingen zoals contact- of gebiedsverboden, die het gedrag reguleren en daarmee het slachtoffer bescherming moeten bieden. “Een rechter kan zo’n bevel opleggen als voorwaarde bij de schorsing van de voorlopige hechtenis. Een officier van justitie kan een zogenoemde ‘gedragsaanwijzing’ opleggen met een contact- en locatieverbod voor drie maanden met twee keer verlenging. Dan moet er wel een ernstige verdenking zijn en het voornemen tot dagvaarden.” In Rotterdam wordt daarnaast steeds meer gewerkt met slachtofferdevices. “Iemand die is veroordeeld of geschorst uit voorlopige hechtenis krijgt een enkelband met een locatieverbod en het slachtoffer krijgt een apparaatje dat piept wanneer zij buiten het verboden gebied in elkaars buurt komen. Is een pleger buiten zo’n gebied langer dan vluchtig in de buurt van het slachtoffer, dan krijgt zij een seintje van de reclassering zodat ze zich in veiligheid kan brengen. De proef die hiermee in Rotterdam draaide is inmiddels doorgezet en deze aanpak wordt nu ook in de rest van het land uitgerold.”

Effectiviteit Sanne Struijk (Erasmus School of Law)

Strafrechtelijke verboden en -geboden worden in Nederland steeds vaker opgelegd aan een verdachte of dader, blijkt uit onderzoek. “Ook in de wetgeving en politiek zie je duidelijk een lijn van meer vrijheidsbeperking in plaats van vrijheidsbeneming”, zegt Sanne Struijk, hoogleraar Sanctierecht aan Erasmus School of Law. “In dit kader biedt het strafrecht bij huiselijk geweld en stalking veel mogelijkheden, maar over de effectiviteit ervan is nog weinig bekend. Zo weten we nog steeds niet goed of en hoe dergelijke ver- en geboden echt beschermend werken voor slachtoffers.” Bovendien is de handhaving grotendeels nog reactief en ontbreekt het soms aan regie, waardoor de bescherming tekort kan schieten, waarschuwt Struijk. Ze wijst op de zaak van de 16-jarige Hümeyra in Rotterdam die door haar stalker werd vermoord.

Om meer duidelijkheid te krijgen over de effectiviteit startten Struijk en criminoloog Tamar Fischer recent een onderzoek naar huiselijk geweld en ex-partnerstalking, waarin zij de juridische mogelijkheden bekijken maar ook ingaan op de vraag waarom iemand in het ene geval wel en in het andere geval geen strafrechtelijke bescherming krijgt. “Hoe verloopt zo’n proces, welke beslissingen worden er genomen, door wie en op basis van welke gronden en overwegingen? Ook kijken we door welke besluitvorming slachtoffers zich wel of niet veiliger voelen.”

Het onderzoek is een vervolg op een tweejarig onderzoek uit 2019 dat Struijk, Fischer en promovenda Irma Cleven in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) deden naar de handhaving en veiligheid bij strafrechtelijke contact-, locatie- en gebiedsverboden ter bescherming van slachtoffers. “We hebben daarin bekeken wat beschermende factoren en risicofactoren van een verbod zijn. Een van onze bevindingen was dat justitie en organisaties zoals de reclassering en recherche gericht zijn op het juridische kader, zoals dossieropbouw, proportionaliteit en de haalbaarheid van de inzet van een strafrechtelijke interventie. Slachtoffers hebben doorgaans een ander denkkader waarbij ze van een meer direct beschermende werking van een verbod uitgaan. Ze komen dan vaak van een koude kermis thuis, wat zorgt voor haperingen in de veiligheidsbeleving.”

Volgens Struijk zijn professionals zich steeds meer bewust van de huiselijkgeweldproblematiek. “Maar er is nog een lange weg te gaan.”

Structurele veranderingen Ine Avontuur (Avontuur & Czarnota Familierecht)

Dat constateert ook familierechtadvocaat Ine Avontuur (Avontuur & Czarnota Familierecht), die zich sinds een aantal jaren bijna alleen nog richt op zaken over huiselijk geweld, stalking en ouderverstoting. Ze wordt benaderd door mensen uit het hele land. “Ik kan maar vijftien procent van al die zaken aannemen.”

Huiselijk geweld kan de aanleiding zijn voor een scheiding, maar gaat daarna vaak door, aldus Avontuur. Toch speelt huiselijk geweld in de familiewetgeving en -praktijk volgens haar nog nauwelijks een rol. “Zo heb ik meerdere zaken gehad waarin een partner of ex-partner was veroordeeld voor fysiek geweld of waarin sprake was van veel dreiging of een politieadvies was afgegeven, maar de familierechter dit negeerde. Ook maak ik regelmatig mee dat ik tijdens de zitting uitgebreid ben ingegaan op de mishandeling van een cliënt, onderbouwd met medische verklaringen en politierapporten, maar hierover niets teruglees in de uitspraak.” Ze ziet inmiddels wat verbetering, maar te weinig en veranderingen gaan volgens haar te langzaam. Daarom pleit ze voor structurele veranderingen. Hierbij wijst ze erop dat het Visiedocument (echt)scheiding van ouders met kinderen van de Raad voor de rechtspraak uit 2016 niets zegt over huiselijk geweld en kindermishandeling en de vraag of en hoe dit een rol speelt bij het nemen van beslissingen over gezag en omgang. “Opmerkelijk, omdat huiselijk geweld – zo blijkt uit buitenlands onderzoek – aan minstens de helft van de hoog-conflictscheidingen ten grondslag ligt. Het document zet in op gezamenlijkheid in trajecten, omdat hoog-conflictscheidingen gezien worden als een communicatieprobleem. Concreet betekent dat veel gevallen van huiselijk geweld verwezen worden naar mediation, ook bij ernstig (ex)partnergeweld in de vorm van dwingende controle.” Ze wijst erop dat in het strafrecht op basis van de Europese Slachtofferrichtlijn geldt dat dwingende controle een serieuze contra-indicatie is voor herstelbemiddeling, door de grote machtsongelijkheid tussen partijen. “Het Visiedocument leidt ertoe dat op slachtoffers ongepaste druk wordt uitgeoefend om deel te nemen aan bemiddelingstrajecten, waardoor hun belangen ernstig kunnen worden geschaad. Dat is in strijd met het door Nederland geratificeerde Verdrag van Istanbul.”

Om alsnog te voldoen aan de verplichtingen uit internationale verdragen moet er volgens Avontuur een toetsingskader komen op grond van dat verdrag, waarin ook de rechten en veiligheid van volwassen slachtoffers nadrukkelijk een punt van afweging zijn. Echtscheidingen die problematischer dan gemiddeld verlopen zouden standaard gescreend moeten worden op partnergeweld. “Zelf breng ik bij al mijn zaken het geweld in kaart. Daarvoor gebruik ik een speciale vragenlijst.”

Leren van het buitenland

Nederland hoeft het wiel niet opnieuw uit te vinden, stelt Avontuur, maar kan leren van landen waar wetgeving op dit gebied al geïmplementeerd is. “In Canada en verschillende Amerikaanse staten is een screening verplicht voor familieadvocaten en -rechters. Doen advocaten dat niet, dan is dat een tuchtrechtelijk vergrijp. In Europa kan Nederland leren van Zweden, Andorra en Spanje. Ook Frankrijk is interessant. Daar kan de rechter-commissaris het gezag van een ouder schorsen als die verdacht wordt van een strafbaar feit tegen de andere ouder. Oostenrijk wordt geprezen om zijn goede opzet van preventieve operationele maatregelen.”

Specialistische kennis

Uit haar praktijk weet Avontuur hoe complex huiselijk geweld en vooral dwingende controle kan zijn. “Je moet heel goed weten waar je op moet letten en hoe en waarop je mensen moet bevragen. Voordat je het weet stel je je onbedoeld op aan de kant van de pleger. Het kan om fysiek geweld gaan, maar dat hoeft beslist niet. Bij intieme terreur zijn veel gedragingen op zichzelf niet strafbaar, wat zaken ook ingewikkeld maakt. Het doel van dwingende controle is ook niet het plegen van fysiek geweld, maar het vernederen en onderwerpen van de ander, bijvoorbeeld door het afdwingen van seks zonder condoomgebruik of een partner te weinig geld geven om luiers voor haar baby te kopen.”

Dit vergt specialistische kennis bij professionals die met huiselijk geweldzaken te maken kunnen krijgen, maar daaraan ontbreekt het volgens Avontuur vaak.

Het opleidingsaanbod voor de rechterlijke macht en de advocatuur is volgens haar te karig en vrijblijvend. SSR, het opleidingsinstituut voor de rechterlijke macht, biedt enkele niet verplichte cursussen over huiselijk geweld en een recent vernieuwde cursus over kindermishandeling. Voor het OM is er een verplichte basiscursus.

Ook de Inspectie van het ministerie van Justitie en Veiligheid constateert dat het aanbod en de financiële middelen voor cursussen en opleidingen over huiselijk geweld en stalking beperkt zijn, blijkt uit het in januari gepubliceerde rapport ‘Gestalkt. Gezien. Gehoord? De aanpak van (ex-)partnerstalking’, terwijl daar in de praktijk wel vraag naar is. Trainingen hebben bovendien vaak een vrijblijvend karakter en zijn soms algemeen van aard. Dat moet beter, vindt Avontuur, die hier ook een taak ziet voor de Nederlandse Orde van Advocaten en de Vfas, de vereniging van familie- en erfrechtadvocaten.

Hoofdthema

Bij het OM is het vergroten van bewustwording en kennis van femicide net als vorig jaar een van de hoofdthema’s van 2024, zei landelijk officier van justitie Van Schoonderwoerd den Bezemer in januari in Opportuun. Zij organiseert in november samen met de Rotterdamse officier van justitie Van Heemst en enkele raadsheren, een slachtofferadvocaat en SSR een landelijk congres over femicide. Van Heemst: “Dit is bedoeld voor alle togadragers in het familie- en strafrecht, en vooral voor generalisten die met huiselijkgeweldzaken te maken kunnen krijgen. We willen hen voldoende informatie geven om ‘rode vlaggen’ te herkennen en tijdig een specialist in te schakelen.” Volgens Van Heemst is het onmogelijk iedereen diepgaande kennis bij te brengen. “Het belangrijkst is dat iedereen die met huiselijk geweldzaken te maken kan krijgen goed naar zijn onderbuikgevoel luistert en altijd – intern of extern – een specialist inschakelt als iets niet goed voelt.”

Zwartboek

Avontuur verwacht voorlopig geen grote stappen in verbetering van de aanpak. Om aandacht te blijven vragen voor huiselijk geweld publiceerde zij onlangs het zwartboek huiselijk geweld 2023. Daarin zoomt ze in op alle 51 rechterlijke uitspraken uit 2023 in zaken waar sprake was van dodelijk huiselijk geweld. Ook volgend jaar zal zij een zwartboek uitbrengen. “De eerste drie uitspraken zijn al binnen.”

Het bericht Huiselijk geweld: juristen moeten leren ‘rode vlaggen’ te herkennen verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Canada wil Flipper Zero verbieden, tool zou gebruikt worden voor autodiefstal

IusMentis - 20 februari 2024 - 8:13am
Flipper Zero” by Turbospok is licensed under CC BY-SA 4.0

Canada is van plan om de import, verkoop en het gebruik van de Flipper Zero en soortgelijke multitools te verbieden. Dat meldde Tweakers onlangs. In het land neemt autodiefstal enorme vormen aan, procentueel het tienvoudige van Nederland. Dan moet je iets doen, Flippers verbieden is iets dus laten we dat doen. Maar hoe haalbaar is dat?

De Flipper Zero is een “portable multi-tool for pentesters and geeks in a toy-like body,” aldus de fabrikant. Het ding heeft ongeveer alles dat je nodig hebt voor (old school) hacking, van een simpel schermpje en handige knoppen tot USB, Bluetooth en pogo pin aansluitingen. Het platform is open source en kan dus volledig worden aangepast, inclusief custom firmware.

Die custom firmware kwam een tijdje geleden in het nieuws: de custom firmware “Flipper Xtreme” maakte het wel heel makkelijk om een soort van denial of service aanval te doen op iPhones door een berg Bluetooth connectieverzoeken te sturen. Inclusief knopje dat “iOS attack” heet. Niet handig, juridisch gezien.

Door het gemak, de aansprekende vormgeving en het concreetmakende aspect springt er hacktechnisch nu even uit. Je kunt er bijvoorbeeld ook een laadpas voor elektrische auto’s mee simuleren en dan gratis laden (al duurt dat extreem lang en moet je dit 200 euro kostende ding met ducttape aan een laadpaal vastzetten). En ja, dat kan met meer dingen maar dit is een specifiek ding met een herkenbare merknaam dus dat is een mooi verhaal.

In Canada is het een stuk negatiever: On Thursday, the Innovation, Science and Economic Development Canada agency said it will “pursue all avenues to ban devices used to steal vehicles by copying the wireless signals for remote keyless entry, such as the Flipper Zero, which would allow for the removal of those devices from the Canadian marketplace through collaboration with law enforcement agencies.” A social media post by François-Philippe Champagne, the minister of that agency, said that as part of the push “we are banning the importation, sale and use of consumer hacking devices, like flippers, used to commit these crimes.” Wederom: er zijn tientallen manieren om die draadloze signalen op te vangen en te kopiëren, maar dat zijn geen leuk vormgegeven doosjes met een eenvoudige UI en een aansprekende merknaam. Sorry Raspberry Pi, maar de Zero heeft de coolfactor.

In Canada is autodiefstal een enorm probleem, en kennelijk is een populaire truc daarbij het klonen van het signaal dat de draadloze autosleutel (fob) uitzendt om de deur open te doen. De Flipper Zero kan zeker signalen opvangen en opnieuw uitzenden, maar bij autosleutels heeft dat niet zo heel veel zin: [The most prevalent] attack requires a high-power transceiver that’s not capable with the Flipper Zero. These attacks are carried out using pricy off-the-shelf equipment and modifying it using a fair amount of expertise in radio frequency communications. (…) The Flipper Zero is also incapable of defeating keyless systems that rely on rolling codes, a protection that’s been in place since the 1990s that essentially transmits a different electronic key signal each time a key is pressed to lock or unlock a door. Mogelijk dat bij de Canadese overheid wat verwarring is ontstaan over een hype-tje uit 2022, toen bleek dat je het signaal om de laadpoort van een Tesla te openen eenvoudig kon klonen, waardoor je met een Flipper Zero mensen kon trollen. Als je dat deurtje kunt openen, dan kun je vast ook de motor starten, zeg maar.

Hoe dan ook, de regering wil nu dus deze apparaten gaan verbieden. Maar hoe zou dat gaan, en dan heb ik het niet over de handhaafbaarheid maar over “hoe schrijf je dat eenduidig op”.

In Nederland geldt een verbod op het maken, hebben of verspreiden van hacktools. Daarbij geldt wel een specifieke eis: zo’n tool moet “hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen [zijn] tot het plegen van een [computer]misdrijf”, zoals computervredebreuk of het aftappen van signalen (art. 139d Sr). Het is dus niet genoeg dat je er zo’n misdrijf mee kunt plegen, het ding moet er voor bestemd zijn.

In discussies over booter-sites benadruk ik altijd dat het dan al snel neerkomt op intentie van de maker. Heb je zo’n zwarte achtergrond met groene letters, l33tspeek en alleen betalen via bitcoin, dan komt dat heel anders over dan een gezellig witte achtergrond met rommelige knutselspullen en een schattig dolfijntje. Mij spreekt dan ook aan dat men de compliance-documentatie online zet in plaats van een disclaimer over illegale zaken.

Canada heeft dat niet direct, maar maakt het strafbaar (art. 342 Penal Code) om “causes to be used, directly or indirectly, a computer system with intent to commit an offence” zoals computervredebreuk of aftappen van signalen. Wie een kastje verkoopt en daarbij aanmoedigt dat je er een auto mee steelt, loopt dus tegen de strafwet aan. Een verkoper die neutraal spreekt van een pentest tool waarmee je je eigen auto kunt openen, is niet strafbaar.

Je kunt natuurlijk in zo’n strafbepaling woorden als “with intent” vervangen door “with ability”. Dan is iedere Flipper Zero inderdaad direct strafbaar, want ze hebben dan bepaalde hack-capability (andermans laadpoort openen is juridisch gezien ongeautoriseerd). Alleen krijg je dan zo’n breed verbod dat je dan tegen de meer algemene eis aanloopt dat strafbepalingen afgekaderd moeten zijn. Termen als “zou kunnen” of “mogelijk” zijn dus niet echt de bedoeling.

Mijn gevoel bij het nieuwsbericht is dat het vooral ging om reageren op de hype, laten zien dat je iets van plan bent. Voordat hier een wetsvoorstel voor is gedaan, zijn we rustig een jaar verder en heeft een ander product weer de hype.

Arnoud

Het bericht Canada wil Flipper Zero verbieden, tool zou gebruikt worden voor autodiefstal verscheen eerst op Ius Mentis.

Rechter handelde mogelijk onrechtmatig door onjuist opgestelde uitspraken

Mr. Online (juridisch nieuws) - 19 februari 2024 - 4:30pm

Een interne melding leidde ertoe dat het gerechtshof Den Haag onderzoek deed naar het handelen van de raadsheer, tevens leidinggevende. Daarbij kwam aan het licht dat de rechter in een aantal uitspraken tot niet-ontvankelijkverklaring na in 2022 en 2023 gehouden strafrolzittingen “mogelijk onrechtmatig” heeft gehandeld.

Drie rechters

Op zo’n rolzitting worden appellen tegen politierechtervonnissen gepland, omdat door of namens een verdachte de voor verdere behandeling noodzakelijke grieven nog niet zijn aangevoerd. Als de verdachte na oproeping niet op de zitting verschijnt of via een advocaat de grieven alsnog kenbaar maakt, volgt in de regel een niet-ontvankelijkverklaring. Als daartegen geen cassatie wordt ingesteld, wordt de niet-ontvankelijkverklaring onherroepelijk. Daarmee is de uitspraak van de politierechter definitief.

In 43 zaken op strafrolzittingen bij het Haagse hof zijn, na enkelvoudige behandeling door één rechter, meervoudige uitspraken tot niet-ontvankelijkverklaring en enkele processen-verbaal opgesteld. Daardoor lijkt het alsof er een behandeling en uitspraak van drie rechters aan is voorafgegaan. Maar de andere twee vermelde rechters hadden niet deelgenomen aan de zitting of de uitspraak, en hadden de uitspraak niet ondertekend. Zonder dat zij ervan op de hoogte waren, stonden hun namen onder de uitspraken met de toevoeging dat zij niet in staat waren die te ondertekenen. De uitspraken waren – behalve door de griffier – alleen ondertekend door de rechter die de zaak had behandeld. “Deze werkwijze gaf een onjuiste voorstelling van zaken en is mogelijk in strijd met de wet”, aldus het gerechtshof Den Haag in een verklaring.

Geen persoonlijk gewin

De raadsheer heeft volgens het gerechtshof “geen begrijpelijke uitleg” voor de gang van zaken gegeven. Van persoonlijk gewin was bij de rechter geen sprake, aldus het hof. Dat  rechtzoekenden zijn gedupeerd door de toegepaste werkwijze is niet aannemelijk.
Het gerechtshof betreurt de gang van zaken zeer. De rechter is sinds de melding niet meer werkzaam bij de Rechtspraak. Het gerechtsbestuur heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, die is belast met het toezicht op het functioneren van rechters, op de hoogte gebracht van de mogelijk onrechtmatige werkwijze. Ook is de zaak – op grond van artikel 162 Wetboek van Strafvordering – gemeld bij het Openbaar Ministerie.

Extern onderzoek

De registratie van de verkeerd geboekte zaken is volgens het gerechtshof inmiddels gecorrigeerd. De Raad voor de rechtspraak heeft een extern onderzoek aangekondigd om uit te sluiten dat deze werkwijze ook bij andere rechtbanken is toegepast.

Complottheorie

Afgelopen zomer raakte het gerechtshof Den Haag ook al een raadsheer kwijt. Na een schriftelijke berisping door de Hoge Raad nam raadsheer Charlotte van Rijnberk ontslag. Ze had geprobeerd bij de MH17-zaak betrokken rechters en aanklagers te beïnvloeden door aandacht te vragen voor een complottheorie van haar broer. De Hoge Raad oordeelde dat ze het vertrouwen in het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht had ondermijnd.

Het bericht Rechter handelde mogelijk onrechtmatig door onjuist opgestelde uitspraken verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Van Domselaar: ‘Beroepsethiek van juristen moet zich richten op burgers’

Mr. Online (juridisch nieuws) - 19 februari 2024 - 11:00am

“Papai, a, papapai, apa, apa, papai”, klonk een Griekse schreeuw van pijn door de aula van de Universiteit van Amsterdam. Acteur Matijs Jansen − die samen met zijn collega Wine Dierickz van acteursgroep Wunderbaum tijdens de oratie strofen voordroeg uit de Griekse tragedie Filoktetes van Sofokles − schreeuwde het uit voordat Van Domselaar haar rede begon.

Lijden

Strijder Filoktetes, die in zijn voet was gebeten door een slang, crepeerde van de pijn. Omdat zijn geschreeuw onverdraaglijk was, werd hij door zijn strijdmakkers alleen achtergelaten op een onherbergzaam eiland.
Volgens Van Domselaar werpt de Filoktetes prangende ethische en politieke vragen op. Hoe moeten we reageren op menselijk lijden en welke rol heeft een concrete ontmoeting met de ander hierbij? Hoe verhoudt het morele appel dat uitgaat van het lijden van een medemens zich tot politieke en professionele gehoorzaamheid en loyaliteit?

Toeslagenaffaire

Deze vragen zijn ook vandaag de dag relevant voor de rolinvulling van juristen, betoogde Van Domselaar. Neem de Toeslagenaffaire, het Groninger aardbevingsdossier, de schuldenproblematiek, de soms hardvochtige uitvoering binnen het sociaal domein en het migratierecht: het zijn voorbeelden van rechtspleging waarbij juristen keuzes maken die ingrijpende gevolgen voor burgers hebben. De hoogleraar vraagt zich af of juristen bij het maken van dergelijke keuzes voldoende zijn afgestemd op de gerechtvaardigde belangen van burgers. Hoe kunnen zij omgaan met de spanning tussen hun juridische rol en hun verbondenheid met medeburgers? Hoe kunnen juristen zich het beste tot de ‘schreeuw’ van burgers verhouden?

Burgergerichte beroepsethiek

Aan de hand van de Filoktetes en verschillende ethische denktradities schetste Van Domselaar vervolgens de contouren van een burgergerichte beroepsethiek voor juristen. De kern hiervan is drieledig: juristen moeten oog hebben voor de basisbehoeften van burgers, ruimte geven aan de ontmoeting met burgers en streven naar burgerlijke integriteit. Ze pleit ervoor dat juristen hun rol mede invullen als ‘burgervriend’ en niet te makkelijk voorbijgaan aan de schreeuw van de burger door zich te beroepen op hun juridische rol.

Verplicht vak

Voor een dergelijke beroepsethiek zou al tijdens de opleiding van juristen aandacht moeten zijn. Als Mr. van de week vertelde Van Domselaar eerder al dat de UvA bezig was met het ontwikkelen van een vak op dit gebied. Vanaf april is het vak Juridische beroepen en beroepsethiek voor alle eerstejaars rechtenstudenten verplicht.

De oratie van Van Domselaar is uitgegeven bij Boom.

Het bericht Van Domselaar: ‘Beroepsethiek van juristen moet zich richten op burgers’ verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Orde van Advocaten deelt zorgen met buitenlandse dekens over ‘rule of law’

Mr. Online (juridisch nieuws) - 19 februari 2024 - 9:34am

Het ging om de European Presidents’ Conference (EPK) georganiseerd door de Österreichischer Rechtsanwaltskammertag. Tijdens de bijeenkomst liet de Orde bij monde van de algemeen deken Robert Crince le Roy weten dat ze zich onder meer zorgen maakt om de terugkerende discussie rond rechtsbijstand in Nederland. Ze ziet op dat vlak graag een onafhankelijker van de politiek vastgesteld begrotingsbedrag, op de langere termijn. Dit in het bijzonder voor rechtshulp voor mensen die slachtoffer werden van het toeslagenschandaal en bewoners van Groningen die schade opliepen door de aardgaswinning. Een eerdere compensatie voor rechtsbijstandsadvocaten werd al teniet gedaan door de inflatie, lichtte ze haar buitenlandse collega’s toe.

In Wenen stelde de Nederlandse Orde vast dat in migratievraagstukken en in de aanpak van de georganiseerde misdaad de toegang tot een eerlijk proces niet altijd gegarandeerd is.

Verkiezingen

Ook over de laatste verkiezingen liet ze zich uit. In de meeste programma’s van politieke partijen zag de Commissie Rechtsstatelijkheid in Verkiezingsprogramma’s van de orde punten staan die niet met de rechtsstaat overeenkwamen. Maar over het geheel was ze er desondanks positief over. Vooral omdat er steeds meer burgerinitiatieven zijn op politiek vlak. De politiek moet daar wel meer ruimte aan geven, stelde de NOvA in Wenen.

Onder druk

De Orde gaf verder aan dat de geheimhouding en het verschoningsrecht van de advocaat in Nederland al sinds een paar jaar onder druk staat, omdat justitie in onderzoeken niet genoeg in staat is om vertrouwelijke informatie van advocaten (bijvoorbeeld via email) te herkennen en te vernietigen.

Bedreigd

De Nederlandse Orde vertelde tijdens de conferentie over de afnemende veiligheid van advocaten in Nederland en hoe er initiatieven zijn genomen om hier verbetering in de brengen. Bijvoorbeeld door contactgegevens af te schermen, of door het aanstellen van vertrouwenspersonen in het geval advocaten worden bedreigd, of als ze te maken hebben met pogingen om hen te corrumperen.

Meer advocaten

De orde meldde dat er per 1 januari 2024 18.513 advocaten staan geregistreerd in Nederland. Dat zijn er 295 meer dan het jaar ervoor. Die toename was het meest terug te voeren tot de steden Amsterdam en Den Haag.

Het bericht Orde van Advocaten deelt zorgen met buitenlandse dekens over ‘rule of law’ verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

The Post-DSM Copyright Report: the press publishers’ right

International Communia Association - 19 februari 2024 - 9:00am

This is the fourth blog post in our series on trends in national copyright policy following the DSM implementation. With the national processes finalised in all but one Member State, we’re evaluating the transpositions to understand the impact of our proposals, identify areas of convergence and divergence, and assess how those affect the position of users and the Public Domain. Previously, we presented our research on the implementation of research rights, education rights, the Public Domain safeguard and cultural heritage rights. In this blog post, we share the results of our comparative analysis on the implementation of the new press publishers’ right.

Background

Article 15 of the DSM Directive establishes a new related right for press publishers, allowing them to control online uses of their press publications by information society service providers. More specifically, Member States are required to grant to press publishers established in the EU the exclusive rights to authorise or prohibit the reproduction and making available to the public of their publications by information society service providers. As a result, any online uses of press publications by those service providers that go beyond individual words and very short extracts can only take place with the press publishers’ permission.

While Article 15 targets uses by information society providers, it negatively affects access to information by the wider public within the EU. Therefore, our priority during the national transpositions was to ensure that all legal limits to this new right were respected. For this reason, our comparative analysis focuses only on the implementation of the definition of press publications in Article 2(4), on the exclusions from the scope of protection in Article 15(1), on the protection of uses of public domain publications and uses permitted under non-exclusive licences in Article 15(2) in fine, and on the optional and mandatory limitations and exceptions as permitted by Article 15(3). For an examination of other elements of Article 15, we recommend this study by Christina Angelopoulos.

Most MS respect the definition of press publication

Nearly all elements of Article 15 are prescriptive. Yet that did not stop several Member States from leaving their own mark during the implementation of this provision. Starting with the definition of press publication, several national lawmakers introduced changes to the text even where the EU law did not afford them that flexibility.

Most of the variations encountered in the definition of press publication are probably innocuous. For instance, three Member States (Cyprus, Malta and Spain) introduced language from recital 56, which clarifies that the new right shall not apply to “websites, such as blogs, that provide information as part of an activity that is not carried out under the initiative, editorial responsibility and control of a service provider, such as a news publisher.” We do not see any conflict with the text of the Directive in those instances and, in our recommendations on Article 15, we even suggested the inclusion of that example in national laws, to make the subject matter clearer.

In a few cases, however, the changes to the definition might have an impact on the delimitation of the press publishers’ rights. For example, Article 2(4) in fine carves-out “periodicals that are published for scientific or academic purposes” from the definition of press publication, but Austria extended the carve-out to periodicals published for artistic purposes, offering literary magazines as an example of such a periodical. More concerning from our perspective, however, are modifications or omissions that might result in expanding the subject matter covered by the new right. To give a couple of examples: Denmark does not have a definition of press publication in the law, and Austria failed to implement Article 2(4)(c), which requires that the press publication must be published in any media under the initiative, editorial responsibility and control of a service provider.

Still, non-compliant implementations of Article 2(4) are far from being the norm: aside from Denmark, only six Member States have a definition of press publication that does not seem to fully comply with the Directive. The remaining nineteen Member States either follow closely the wording of the Directive or introduce changes to the definition that are apparently inconsequential:

  • Definition of press publication (probably) complies with EU law: BE, BG, CY, CZ, FI, DE, GR, HU, IE, IT, LV, LU, MT, NL, PT, RO, SK, SL, SE
  • Definition of press publication (probably) not fully complies with EU law: AT, HR, EE, FR, LT, ES
  • No definition of press publication: DK
Most MS fail to make a compliant implementation of all mandatory limits to the new right

From a users’ rights perspective, the exclusions in Article 15(1) are extremely important. They offer a negative delimitation of the scope of protection of the new right, preventing its expansion to uses that are not made by information society providers (private or non-commercial uses of press publications by individual users), acts that are not covered by copyright (acts of hyperlinking), uses that cannot be appropriated by anyone (uses of individual words) and uses that are protected by fundamental freedoms (uses of very short extracts of a press publication). It is thus very concerning that only a few Member States have properly implemented all of these substantive limits.

Looking into the implementation of the second paragraph of Article 15(1), which excludes private or non-commercial uses of press publications by individual users, we verify that the vast majority (twenty-two Member States) implemented both limits. Yet, in one of those Member States (Portugal) the implementation does not fully comply with the DSM Directive, since private uses are subject to two additional conditions: the individual user must have lawful access to the press publication and the use must take place in the context of the exercise of the right to be informed. Belgium, the Czech Republic and France bypassed the implementation of this paragraph altogether, and Sweden only excluded non-commercial uses:

  • Exclude private uses: AT, BG, HR, CY, DK, EE, FI, DE, GR, HU, IE, IT, LV, LT, LU, MT, NL, PT (subject to further conditions), RO, SK, SL, ES
  • Do not exclude private uses: BE, CZ, FR, SE
  • Exclude non-commercial uses: AT, BG, HR, CY, DK, EE, FI, DE, GR, HU, IE, IT, LV, LT, LU, MT, NL, PT, RO, SK, SL, ES, SE
  • Do not exclude non-commercial uses: BE, CZ, FR

The implementation of the third paragraph of Article 15(1) is more successful. All Member States establish that the press publisher’s right shall not apply to acts of hyperlinking, and only Cyprus has narrowed down the reach of the exclusion, by applying it to links that can be “activated” by the user (thus excluding other forms of links such as those that use framing technology).

The fourth and final paragraph of Article 15(1) contains one of the main substantial limitations to the new press publishers right, the exclusion of uses of individual words or very short extracts of a press publication. All Member States implemented this provision, but not all stuck to the wording of the Directive. In spite of the fact that the EU lawmaker intended the notion of “very short extracts” to be an autonomous concept of EU law, subject to a harmonised interpretation, three national laws limit the length of such extracts. Six Member States, on the other hand, added a new condition borrowed from recital 58, which states that “the exclusion of very short extracts (must) be interpreted in such a way as not to affect the effectiveness of the rights provided for in this Directive”:

  • Use of very short extracts not subject to further conditions: AT, BE, CY, CZ, DK, EE, FI, DE, HU, IE, LV, LU, MT, NL, PT, SL, SE
  • Use of very short extracts subject to quantitative restrictions: BG, LT, RO
  • Use of very short extracts subject to the condition that the use must not affect the effectiveness of the right and/or be capable of replacing the press publication and/or be capable of exempting the reader from referring to it: HR, FR, GR, IT, SK, ES
Some MS do not protect Public Domain and open licensed publications from the reach of the new right

Two other important restrictions to this new right are set forth in the last two sentences of Article 15(2). According to these provisions, the new exclusive right may neither be invoked to prohibit uses by other authorised users (on the basis of a non-exclusive licence) nor to prohibit uses of works or other subject matter for which protection has expired.

As an organisation that works to defend the Public Domain from misappropriation and that strongly supports the use of open licences to improve access to knowledge, we would have expected to see these mandatory restrictions implemented in all Member States. However, some Member States have missed out the implementation of one or both of these provisions:

  • Protects uses by other authorised users: AT, BG, CY, FI, FR, DE, GR, HU, IE, IT, LV, LT, LU, MT, NL, PT, RO, SK, SL, ES
  • Does not protect uses by other authorised users: BE, HR, CZ, DK, EE, FR, HU, SE
  • Protects uses of Public Domain publications: AT, BG, CY, FI, DE, GR, HU, IE, IT, LV, LT, LU, MT, NL, PT, RO, SK, SL, ES
  • Does not protect uses of Public Domain publications: HR, CZ, DK, EE, FR, HU, SE
Press publisher right not subject to relevant L&Es in a few MS

Finally, Article 15(3) states that the new right available to press publishers is subject to all the optional and mandatory limitations and exceptions laid out in the InfoSoc Directive (including those allowing quotations), in the Orphan Works Directive, in the Directive implementing the Marrakesh Treaty and in the DSM Directive itself. A detailed comparison of the exceptions applicable to the press publisher right and other related rights reveals, however, that in a few cases Member States decided not to extend all of those relevant exceptions to the new right:

  • Press publishers’ right subject to all national L&Es applicable to other related rights: AT, BE, BG, CY, DK, EE, FR, DE, GR, HU, IT, LV, LT, LU, MT, NL, PT, RO, SK, SL, ES
  • Press publishers’ right not subject to all national L&Es applicable to other related rights: HR, CZ, FI, IE, SE
Conclusion

Article 15 is problematic, from COMMUNIA’s perspective, because it creates a new layer of exclusive rights on top of copyright (journalists and press publishers continue to benefit from copyright protection with regards to their original works and publications), without a clear demonstrated need or economic evidence that such exclusivity was needed.

The objective of the EU lawmaker was to improve the downward-sliding financial outlook of press publishers in the online environment, but an exclusive right does not necessarily translate into revenues. So much so that a few national lawmakers decided to go a step further, introducing licensing provisions, or even resorting to competition law to force information society service providers to licence content from press publishers for reuse on their news aggregators and media services.

In spite of that, several Member States ended up with a new exclusive right that has a broader scope of protection than what was intended by the EU lawmaker. Out of the twenty-six Member States analysed, only eight make a compliant implementation of all the mandatory limits foreseen in the Directive. A poor result that should definitely deserve the Commission’s attention.

In the final blog post in this series, we’ll focus on the implementation of Article 17.

The post The Post-DSM Copyright Report: the press publishers’ right appeared first on COMMUNIA Association.

Maakt het bij camerabeeldbewijs uit of de camera legaal de openbare weg filmt?

IusMentis - 19 februari 2024 - 8:12am

Dat bericht van laatst over vernietigen van camerabeelden maakte veel los. Wis je gewoon beelden omdat je geen zin hebt in discussie, ben je strafbaar. Eén aspect licht ik er even uit: het bezwaar dat je eigenlijk de openbare weg niet mag filmen. Wat doet dat er toe?

Op LinkedIn kreeg ik bijvoorbeeld deze reactie: Formeel gezien mag je al helemaal geen beelden van de openbare ruimte maken, laat staan opslaan. Dus als de politie eventueel beelden van je Ring deurbel wil hebben, omdat ze mogelijk vermoeden dat er een misdrijf op staat, volstaat het om aan te geven dat je de openbare ruimte die zichtbaar is binnen het beeldgebied van je camera, middels een filter wegfiltert (blurred of afdekt) voordat e.e.a. opgenomen wordt, e.e.a. conform de voorschriften van de AP. Het is natuurlijk prima als je met een filter zorgt dat je niet nodeloos de openbare weg filmt. En als de politie dan beelden bij je vordert, dan is dat vrij simpel: u mag de blokjes hebben maar meer heb ik niet. De enige echte eis is natuurlijk dat je ook echt een filter hébt – niet bluffen als oom agent aan de deur staat met een vordering, en ook niet snel naar boven rennen en een blurretje doen.

Dat je de openbare weg “helemaal niet” mag filmen, is wat mij betreft wel echt te kort door de bocht. Als die openbare weg onvermijdelijk is bij je bewakingstaak, of het anderszins noodzakelijk is dat je ook die opneemt, dan mag dat prima. Je krijgt wel met de AVG te maken, maar dat is niet hetzelfde als “dat mag niet”.

Veel mensen die de openbare weg filmen met een aangebrachte camera zullen de AVG schenden, al is het maar omdat ze geen duidelijke waarschuwing hebben (of een privacyverklaring). En die duidelijke waarschuwing geeft nóg een probleem: het is strafbaar om met een aangebrachte camera de openbare weg te filmen als dat niet duidelijk is aangekondigd (art. 441b Strafrecht).

Het is niet strafbaar om de AVG te overtreden (dat is bestuursrecht, iets heel anders). Het WvSr overtreden is natuurlijk wel strafbaar, maar dan geldt nog steeds dat wetsovertreding door een burger geen reden is om bewijs uit te sluiten. Alleen wetsovertreding door de politie kan die discussie starten. En dan nog: in Nederland zegt de rechter dan ‘foei’ en gebruikt ie het bewijs toch met de toverformule “de verdediging is niet in haar belangen geschaad”.

Arnoud

Het bericht Maakt het bij camerabeeldbewijs uit of de camera legaal de openbare weg filmt? verscheen eerst op Ius Mentis.

Extern onderzoek naar aanleiding van mogelijk onrechtmatig handelen rechter

De Raad voor de rechtspraak laat een extern onderzoek uitvoeren naar aanleiding van het mogelijk onrechtmatig handelen door een rechter, tevens leidinggevende, bij het gerechtshof Den Haag. De Raad wil met het onderzoek uitsluiten dat deze werkwijze ook bij andere gerechten is toegepast.

Bij het gerechtshof Den Haag is aan het licht gekomen dat een rechter, tevens leidinggevende, mogelijk onrechtmatig heeft gehandeld in een aantal uitspraken tot niet-ontvankelijkverklaring na in 2022 en 2023 gehouden strafrolzittingen. In 43 strafzaken op strafrolzittingen zijn, na enkelvoudige behandeling door één rechter, meervoudige uitspraken tot niet-ontvankelijkverklaring en enkele processen-verbaal opgesteld alsof er een behandeling en uitspraak van drie rechters aan waren voorafgegaan. De andere twee vermelde rechters hadden echter niet deelgenomen aan de zitting of de uitspraak en hadden de uitspraak niet ondertekend. Hun namen waren onderaan de uitspraak vermeld onder de toevoeging dat zij buiten staat waren om de uitspraak te ondertekenen. Deze twee rechters waren hier niet van op de hoogte. De uitspraak was – behalve door de griffier - alleen ondertekend door de rechter die de zaak had behandeld. Deze werkwijze is mogelijk in strijd met de wet en gaf een onjuiste voorstelling van zaken.

Het gerechtshof heeft van deze mogelijk onrechtmatige werkwijze melding gemaakt bij de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, belast met toezicht op het functioneren van rechters. Daarnaast is – op grond van artikel 162 Wetboek van Strafvordering –melding gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Categorieën: Rechten

Willem van Schendel (1950-2024): scherpzinnig en verbindend jurist

Mr. Online (juridisch nieuws) - 17 februari 2024 - 3:38pm

Van Schendel nam in 2020 na 37 jaar afscheid bij de Hoge Raad. Hij was van oorsprong civilist, maar heeft bij de rechtbank Rotterdam, het gerechtshof Amsterdam en aanvankelijk ook bij de Hoge Raad lange tijd afwisselend civiel en strafrecht beoefend. Sinds hij in 2012 voorzitter werd van de strafkamer van de Hoge Raad, beperkte Van Schendel zich tot strafrecht.

In een afscheidsinterview in Mr. in september 2020 beantwoordde hij de vraag wat een goede rechter is: “Je moet geïnteresseerd zijn in mensen en een beetje durf hebben.” Hij verdiepte zich altijd in de persoon van de justitiabele, of het nou om een strafzaak ging of een civiele procedure. “Ik heb altijd geprobeerd blanco te staan tegenover degene die ik voor me had, en geen moreel oordeel te hebben. Een daad kan heel naar zijn, maar dat betekent niet dat de dader een naar mens is.”

In datzelfde interview zei hij: “Ik heb allerlei voorwaardelijke en taakstraffen opgelegd waarvan je hoopt dat ze werken. In elk geval één keer wist ik zeker dat ik met het strafrecht iets positiefs heb bereikt.” De behandeling van deze zaak is illustratief voor Van Schendels humane aanpak. “Als politierechter kreeg ik een jonge verdachte voor me die een erg nare rol had gespeeld bij een overval,” vertelde Van Schendel. “Hij stotterde enorm. Ik kreeg de indruk dat de jongen, vanuit onzekerheid over zijn handicap, stoer wilde doen met twee medeverdachten. Ik heb hem naar een stottercursus gestuurd, hoewel de officier van justitie daar fel tegen was. En het heeft geholpen, ik heb met kerst nog vaak kaarten van hem gekregen.”

Het belang van de mens

Het belang van de mens stond bij hem altijd voorop. “Er zit altijd een verhaal en een mens achter het dossier,” zei hij in het boek Rechterswerk is mensenwerk (2011) van Michiel van Kleef en Suse van Kleef die zestien rechters interviewden over de dilemma’s van hun vak. “Uiteindelijk is, ook hier bij de Hoge Raad, het doel van onze beslissing om een zo rechtvaardig mogelijk antwoord te geven op het probleem dat voor je ligt. Je juridisch vernuft gebruiken voor mensen met allerhande problemen, dat is het mooie aan dit vak.”

Hij kende vanuit zijn wetenschappelijke achtergrond – hij was wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit Leiden – allerlei juridische handigheidjes, maar ontdekte als rechter dat het belang daarvan maar betrekkelijk was. Zijn eerste zaak was een geschil over de kwaliteit van tomatenplantjes. “Voor de leverancier en de afnemer was de materie gesneden koek, zei hij in Rechterswerk is mensenwerk. “Voor mij niet: ik moest alles over tomatenplantjes leren. Daarvoor moet je over een behoorlijke nieuwsgierigheid beschikken. Het werk deed dus een beroep op heel andere dingen dan ik op de universiteit geleerd en gedoceerd had.”

Over het rechterschap zei hij in het interview in Mr. in 2020: Je kunt alleen gezag hebben als je de juiste vragen stelt, als je luistert naar de partijen en evenwichtig tot je oordeel komt. Je moet mensen aankijken en niet weglopen voor moeilijke dingen. Het stemt ook wel een beetje deemoedig dat je het laatste woord hebt.”

Oog voor de samenleving

Van Schendel was een moderne rechter, met oog voor de behoeften van de samenleving. Het is belangrijk dat we als Hoge Raad midden in Den Haag zitten, om duidelijk te maken dat de rechtspraak een van de onderdelen van de trias politica is,” zei hij tegen Mr. “Natuurlijk heeft het betekenis dat we hier demonstraties op het Malieveld kunnen zien. Hier wordt heel duidelijk dat de Hoge Raad deel uitmaakt van de samenleving. Een van de taken is de rechtsontwikkeling: kijken wat het beste is voor de samenleving. En dat kan alleen als je weet wat er leeft.”

Als voorbeeld gaf hij het arrest waarin de Hoge Raad in 2020 oordeelde dat een arts onder voorwaarden gevolg mag geven aan een schriftelijk verzoek tot euthanasie bij mensen met gevorderde dementie. “Dat is niet alleen een juridische vraag, je moet ook goed kijken wat in de samenleving de discussiepunten zijn en welke vragen je dus moet beantwoorden.”

Wat niet betekende dat de Hoge Raad de publieke opinie moet volgen. Van Schendel was voorzitter van de strafkamer die Michael P. (de moordenaar van Anne Faber) vier maanden strafvermindering gaf omdat de politie tijdens zijn arrestatie geweld gebruikte. Dat werd niet door iedereen in de samenleving begrepen. Tegen Mr. zei hij daarover: “Het is het belang van de maatschappij dat de dader wordt gestraft. Maar het is ook de taak van de Hoge Raad om te beslissen dat er sprake was van een ernstige aantasting van de rechten van de verdachte. Er is door politiegeweld blijvend letsel toegebracht. Vervolgens heeft het hof de verkeerde conclusie getrokken dat daar geen sanctie aan verbonden mag worden. Wij zijn er om dat te corrigeren. Zo bewaken wij dat de regels worden nageleefd.”

Na de uitspraak heeft Van Schendel met de nabestaanden van Anne Faber gepraat. “Ik heb van te voren gevraagd of ze dat op prijs stelden. Ze hebben gezegd dat de strafvermindering voelde als een klap in het gezicht. Ik begrijp dat.”

Deskundig en hartelijk

In overlijdensadvertenties in NRC op 17 februari wordt Van Schendel van alle kanten lof toegezwaaid. Dineke de Groot, president van de Hoge Raad, en Edwin Bleichrodt, procureur-generaal bij de Hoge Raad, noemen Van Schendel ‘deskundig, scherpzinnig, inspirerend, verbindend, hartelijk en collegiaal’. Het bestuur van het Gerechtshof Amsterdam prijst zijn ‘magistraal inzicht en opmerkelijk pragmatische benadering’. De gerechten en de Raad voor de rechtspraak roemen zijn ‘deskundigheid en zijn altijd aanwezig oog voor samenwerking binnen de Rechtspraak’. De Raad voor de Journalistiek, waarvan hij een van de vicevoorzitters was, schrijft dat Van Schendel de zitting leidde ‘met een vanzelfsprekend gezag en met empathie voor klagers en verweerders’. Uit de acht advertenties rijst een beeld op van een kundig en sympathiek mens.

Na zijn pensioen werd Van Schendel in december 2022, samen met Ernst Numann, door president Mauritsz de Kort beëdigd als plaatsvervangend lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Hun benoeming had als doel het team hoger beroep civiel te versterken en te helpen met het inhalen van achterstanden.

Verkiezingsprogramma’s

Van Schendel kwam in november vorig jaar voor het laatst in het nieuws. Hij was voorzitter van de speciale commissie binnen de Nederlandse Orde van Advocaten die verkiezingsprogramma’s langs de meetlat van de Nederlandse rechtsstaat legde. Daarbij bleek dat meer dan de helft van de Nederlandse politiek partijen zich in hun programma’s niet houden aan de normen van de rechtsstaat.

Het bericht Willem van Schendel (1950-2024): scherpzinnig en verbindend jurist verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Juristen verleiden op de arbeidsmarkt: op zoek naar de perfecte match

Mr. Online (juridisch nieuws) - 16 februari 2024 - 1:24pm

Het profiel van de aankomende jurist is tegenstrijdig. De kandidaat weet wat hij wil, maar wordt ook geconfronteerd met verwarrend veel job-opportunity’s bij de start van zijn loopbaan. Waardoor het lastig is een keuze te maken.
Hij of zij wil ook hybride werken, of vanuit het buitenland zelfs, remote. Werk en privé moeten in balans zijn, maar de medewerker zoekt wel weer meer naar verbinding met kantoor, na een periode van vaker thuis werken.Vanuit dat kantoor werd vergaand tegemoetgekomen aan de wensen van beginnende juristen, maar inmiddels is de tijd dat aan al hun voorwaarden wordt voldaan wel voorbij. Een functie moet worden waargemaakt. Dit beeld van de jonge jurist komt naar voren uit een rondgang langs verschillende recruiters in de juridische wereld.

Cherry picking Stanley Daniëls (Brunel Legal)

Het blijkt onder meer uit de schets die twee consultants van Brunel Legal geven. Stanley Daniels en Alexander van Hussen bevestigen dat opdrachtgevers nog steeds staan te springen om juridisch talent: “Bedrijven hebben nog steeds veel moeite om de juiste personen aan zich te binden. Dat komt omdat er voor junioren nog steeds veel keuze is op die arbeidsmarkt. Er zijn veel potentiële werkgevers die hen van alles aanbieden. Daarom is het een soort cherry picking voor ze.”
Daniels ziet dat beeld overigens wel kantelen: “De laatste tijd hebben jonge juristen misschien een buitenproportioneel idee gekregen van hoe het werk eruitziet. Nu moeten ze weer meer laten zien wat ze waard zijn, in plaats van eisen te kunnen stellen. We merken dat veel mensen door de onstuimige jaren na corona weer waarde hechten aan het oude, vertrouwde werken. Ze willen doen waar ze goed in zijn, zonder al te veel poespas.”

 

Alexander van Hussen (Brunel Legal)

Zijn collega Alexander van Hussen ziet dat ook gebeuren, met nog een ander motief: “Na de periode waarin salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden belangrijk waren, merk je dat mensen daar
alleen niet gelukkig van werden. Ze zijn weer op zoek naar duurzame en meer langdurige relaties met werkgevers. We merken dat ook aan het feit dat ze weer meer op onze vacatures aan het reageren zijn, in plaats van dat wij hen benaderen.”

Meer flexibiliteit Rafke Rutten (Lexence)

Rafke Rutten is recruiter bij Lexence, het Amsterdamse advocaten- en notariskantoor met 175 medewerkers. Het kantoor is op meerdere fronten steeds bezig om zijn praktijk aantrekkelijk te houden voor aankomende juristen. Rutten zag hoe de jongere generatie inderdaad andere wensen ontwikkelde in het contact tussen werkgever en werknemer: “Sinds corona was thuiswerken een trend geworden, net als het remote werken, vanuit het buitenland. We onderzoeken op het moment of dat zinvol is voor ons. We willen best aan nieuwe wensen van ons personeel tegemoetkomen als het enigszins kan. Medewerkers hebben behoefte aan meer flexibiliteit. Een voorbeeld daarvan is het sporten onder werktijd.”

Duurzame werkrelatie

Lexence ziet dat tachtig procent van de studenten die bij het kantoor stage hebben gelopen, zich later weer meldt voor een junior functie. “Die student-stage is dus nog steeds de beste manier om te zien wat je van ons kantoor vindt, en van onze werkwijze”, concludeert Rutten.
Ze vertelt dat als het om advocaat-stagiairs gaat, het kantoor deze aanneemt met de intentie om een duurzame werkrelatie aan te gaan: “Wij richten ons erop om advocaat-stagiairs aan te nemen voor de langere termijn, en ze zelf zo goed mogelijk op te leiden. Bij ons vindt ook geen sectiewissel plaats.”
Het aantrekken van medior juristen is voor Lexence een grotere uitdaging: “Vaak hebben zij juist de overstap al gemaakt naar een kleiner kantoor, omdat ze in een andere levensfase terecht zijn gekomen, of kiezen ze er bijvoorbeeld voor om de advocatuur te verlaten.”

Adviesorgaan voor carrière

Bij Brunel zijn de omstandigheden anders. Het Nederlandse bedrijf, met wereldwijd kantoren en 12.000 medewerkers, levert personeel aan klanten met zijn omvangrijke en in de markt toonaangevende ‘legal’-tak. Brunel biedt de oplossing voor juridische capaciteitsproblemen van haar opdrachtgevers. Dit doet ze met consultants, die bij het bedrijf zelf in dienst zijn, en met juridische specialisten die werken op de projecten van klanten.
Brunel is ook goed in staat talent aan zich te binden, aldus Daniels: “Door de wensen van de juristen te vertalen naar een duurzaam en langdurig dienstverband.” Brunel Legal doet dat onder meer door een persoonlijke consultant toe te wijzen aan juristen, en ze opleidingsprogramma’s en trainingen aan te bieden.
Daniels vertelt dat jonge juristen het overzicht over de markt soms verliezen, doordat er zoveel aan ze wordt getrokken: “Terwijl wij vanuit onze rol natuurlijk het beste zicht hebben op de juridische arbeidsmarkt, en hen daarom goed kunnen helpen. Wij werken voor overheid en bedrijfsleven via de opdrachten die we krijgen, maar we denken vanuit de jurist. We maken ook een twee- of driejarenplan voor ze. We zijn het adviesorgaan voor hun carrière, kun je stellen.”

Skills

Bij Brunel merken ze dat juristen een aanvullende opleiding waardevol vinden in het contact met de werkgever. Van Hussen: “Ze vinden dat heel belangrijk en interessant. Wij hebben er van onze kant ook belang bij dat onze juristen hun kennis vergroten en hun skills ontwikkelen via ons interne opleidingsprogramma. Daarnaast faciliteren wij hun binding met het bedrijf, met peers, en met het netwerk, bijvoorbeeld in de vorm van events met inhoudelijke sprekers. Onlangs hebben we ook councels opgezet, waarin onze specialisten die op verschillende opdrachten zitten elkaar weer tegenkomen.”
Op die manier zorgt Brunel ervoor dat haar juristen daadwerkelijk onderdeel zijn van het bedrijf, dat ze kunnen meebeslissen en dat ze trots zijn dat ze voor Brunel werken: “Dat is wat we willen bereiken. Dat gaat niet vanzelf, daar moeten we veel voor doen. Maar het is wel ons uitgangspunt en ik denk dat we er goed toe in staat zijn”, aldus Van Hussen.

Kennisladder

Ook Lexence investeert in de professionele ontwikkeling van zijn juristen. Rutten: “In de eerste plaats bieden we onze advocaat-stagiairs diverse opleidingen aan, om hen zo goed mogelijk te kunnen begeleiden. Daarnaast is er een interne ‘kennisladder’ met cursussen waar ze gebruik van kunnen maken. Met input vanuit de organisatie proberen we goed te bekijken waar behoefte aan is. Dat kan van alles zijn. Voor die trainingen krijgen we veel aanvragen. Dat werkt echt.”
Om het voor die jonge groep professionals aantrekkelijk te maken in dienst te komen, vraagt Lexence sinds een tijd niet meer om cijferlijsten van studenten bij de aanmelding voor een student-stage. De recruiter van Lexence: “We willen voor iedereen toegankelijk zijn, maar we hebben gemerkt dat sommige studenten geïntimideerd zijn door zo’n groot kantoor op de Zuidas, waarvoor je kennelijk alleen maar hoge cijfers moet hebben behaald. Natuurlijk zijn goede cijfers een pre, maar een cijferlijst zegt niet alles over een kandidaat. Dat kan ook het feit zijn dat hij vrijwilligerswerk heeft gedaan, of een interessante bijbaan heeft gehad. Omdat we in kleine teams werken en persoonlijk en direct contact als uitgangspunt in ons bedrijf hebben, vinden we de klik met het kantoor ook belangrijk. Natuurlijk moet je het niveau aankunnen, maar er moet een connectie zijn met onze mensen.”

Diversiteit

Diversiteit is een ander onderwerp op de agenda van het personeelsbeleid. Als het gaat om de diversiteit bij Lexence, noemt Rutten de diversiteitscommissie die het kantoor vorig jaar heeft ingesteld. “Met het verkrijgen van meer diversiteit in het bedrijf zijn we hard bezig. We willen bijvoorbeeld meer balans in de man-vrouwverhouding bij het personeel, ook in de top. Daarom is het fijn om te kunnen melden dat we dit jaar drie nieuwe vrouwelijke partners mogen verwelkomen. Daarnaast zijn we simpelweg op zoek naar de perfecte match met nieuwe medewerkers.”
Voor expats is er minder snel plaats. Rutten: “We zijn een kantoor dat zaken in het Nederlands recht behandeld. Onze medewerkers moeten dus wel vloeiend de taal kunnen spreken. Lexence is wel lid van het grote internationale netwerk Meritas, waardoor ook jonge advocaten internationale zaken kunnen behandelen of kunnen meedraaien met  zulke zaken.”

Beloning

Hoewel de aandacht voor zingeving, opleidingstrajecten en een betere balans tussen werk en privé belangrijker zijn geworden voor kandidaten voor vacatures, tellen ook de salarissen en bonussen nog hard mee bij het aantrekken van nieuwe krachten.
Rutten geeft aan dat de salarisschalen voor medewerkers daarom worden vergeleken met de geldende beloningen op de markt. “We benchmarken die salarissen jaarlijks, om een concurrerend salaris te kunnen bieden.” Maar ook bij het recruteren van personeel valt er bij Lexence voor medewerkers wat te verdienen: “We betalen een bonus uit zodra een medewerker iemand aandraagt bij ons. Dat werkt heel goed. Omdat de medewerker enthousiast is over het kantoor, kan hij dat ook goed uitdragen naar de buitenwereld. We belonen onze medewerkers ervoor, en krijgen er ook nog eens leuke en geschikte kandidaat voor terug.”

Krapte Ellen Lette (de Rechtspraak)

Een heel andere organisatie, die voor het eerst in haar bestaan actief aan werving en selectie doet, is de Rechtspraak. Bij de Raad voor de rechtspraak bestaat sinds enkele jaren een team voor arbeidsmarktbeleid en -communicatie. De organisatie werd hiertoe min of meer gedwongen, door de krapte op de arbeidsmarkt, vertelt Ellen Lette, adviseur arbeidsmarkt bij de Raad voor de rechtpraak: “Daarom zijn we aan de slag gegaan, om te bekijken hoe we beter in beeld konden komen bij de doelgroepen waaruit we ons personeel werven. Ook als het gaat om het aantrekken van gerechtsjuristen. Want het is in de groep die hiervoor in aanmerking komt niet voor iedereen duidelijk dat er bij de Rechtspraak – naast rechters en administratief personeel – 3.300 juristen in dienst zijn. Een groot deel van onze vacatures gaat over die functie. Maar het aantal sollicitaties dat bij ons binnen kwam hiervoor, nam de laatste jaren steeds meer af. De tijd is voorbij dat mensen vanzelf gaan denken: we gaan bij de Rechtspraak werken. Wij moesten daarom duidelijker gaan aangeven wat voor werkgever we zijn.”

Naamsbekendheidcampagne

De Rechtspraak staat dus nog min of meer aan het begin met het opzetten van haar werving en selectie, hoewel er wel een flinke start is gemaakt. Inmiddels heeft vrijwel elk gerecht in het land een recruiter en is men begonnen met een campagne om in beeld te komen bij de doelgroepen en om te laten zien dat de rechterlijke macht een unieke werkgever is.
Lette merkt dat er door meer interactie met de doelgroep, via recruiters die op pad gaan en de events die men organiseert, nu al meer sollicitaties binnenkomen. Terwijl er alleen nog een naamsbekendheidcampagne is gevoerd en de wervingscampagne nog volgt. Die naamsbekendheidcampagne heeft als pay-off: ‘De Rechtspraak werkt voor iedereen, door jou’. Daar is een betaalde mediacampagne aan gekoppeld, waarvoor een korte video is geproduceerd. De campagne is ook gericht op het werven van rechters, maar daar bestaat wel een aparte landelijke selectiecommissie voor. Er is ook geen tekort aan belangstelling vanuit het veld voor de functie van rechter. Per jaar zoekt de Rechtspraak 130 rechters in opleiding.

Aantrekkelijk

De Rechtspraak neemt volgens Lette een bijzondere positie in, waarmee ze potentiële kandidaten voor zich kan winnen: “We zijn een publieke dienstverlener, en die staan steeds hoger in het rijtje van populaire werkgevers”, legt ze uit. “Bij ons kun je een bijdrage leveren aan de maatschappij, iets betekenen voor andere mensen. Naar die zingeving zijn kandidaten steeds meer op zoek. Bij ons gaat het dan ook nog eens om rechtvaardigheid.”
Lette hoort ook terug dat de functie van gerechtsjurist – die heel veelzijdig is – als aantrekkelijk wordt ervaren: “Omdat je verschillende belangen moet afwegen en niet slechts aan één kant staat, zoals een advocaat. Als gerechtsjurist werk je ook nauw samen met rechters, en begeleid je een zaak vaak van a tot z. Al die aspecten van dat werk waren voor velen nog niet helder, en dat verhaal zijn we nu naar buiten aan het brengen.”

Het bericht Juristen verleiden op de arbeidsmarkt: op zoek naar de perfecte match verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Deurbelbeelden dwingen Rechtspraak anonimisering vonnissen te herzien

Mr. Online (juridisch nieuws) - 16 februari 2024 - 12:25pm

Uit onderzoek van BNR Nieuwsradio blijkt dat getuigen soms vindbaar zijn op basis van geleverd bewijs van hun camerabeelden, via uitspraken die zijn opgenomen in Rechtspraak.nl. BNR wist adressen vast te stellen van burgers die camerabeelden hadden gedeeld met justitie. In één geval ging het bijvoorbeeld om een straatgenoot van het slachtoffer van een brute woningoverval.

Risico’s

Doordat steeds meer vonnissen online worden gezet en burgers steeds vaker videobewijs leveren liggen nieuwe risico’s op de loer, bericht de zakelijke nieuwszender. Op Rechtspraak.nl zijn met zoektermen al een kleine honderd vonnissen te vinden waarin videodeurbellen een rol speelden. Dit zijn vooral strafzaken. Eigenaren van videodeurbellen kunnen makkelijk onverhoopt in zo’n vonnis terecht komen. Uit eerder onderzoek van BNR bleek al dat de politie regelmatig eigenaren van deurbelcamera’s dwingt hun beelden af te geven.

Onvermijdelijk

Onder advocaten is het een bekend gegeven dat de anonimiteit van verdachten, getuigen en andere betrokkenen, die de Raad voor de rechtspraak wil garanderen in online gepubliceerde vonnissen, niet altijd kan worden gewaarborgd. Dat er identificerende gegevens te vinden zijn in online vonnissen, is volgens juristen tot op zekere hoogte onvermijdelijk. De ambitie om rechtspraak transparant te laten zijn en de noodzaak getuigen te beschermen zijn vaak met elkaar in strijd. Toch vinden advocaten die BNR sprak dat het publiceren van gegevens die herleidbaar zijn naar een woonadres van een getuige te ver gaat.

Dilemma’s

De Raad voor de rechtspraak stelt in een reactie dat ontwikkelingen op het gebied van onder andere veiligheid, technologie en privacy soms nieuwe dilemma’s opwerpen bij het anonimiseren van uitspraken. Momenteel bekijkt de Raad in breder verband naar de impact van nieuwe technologische ontwikkelingen. Mogelijk zal dit leiden tot nieuwe aanpassingen van de anonimiseringsrichtlijnen. Een aantal vonnissen waaruit BNR adressen wist te herleiden, zijn inmiddels aangepast.

Getuigen vooraf hierover informeren ziet men als onwerkbaar, ook omdat men niet over de contactgegevens van betreffende personen beschikt. Wel kan men een verzoek indienen tot verwijdering. Dat gebeurt dan, in het geval de anonimiseringsrichtlijnen inderdaad niet goed blijken te zijn toegepast.

Het bericht Deurbelbeelden dwingen Rechtspraak anonimisering vonnissen te herzien verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Minister Harbers: ‘Bestuurders die Apple Vision Pro dragen achter stuur krijgen boete’

IusMentis - 16 februari 2024 - 8:15am

Nederlanders die overwegen om met de nieuwe Apple Vision Pro deel te nemen aan het verkeer, maken zich schuldig aan roekeloos rijgedrag en dat is strafbaar, zegt Mark Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat. Dat meldde het AD onlangs. De minister dreigt met artikel 5, en dat voelt een tikje spannend.

Koos z’n kapstok, noemde ik dat artikel vroeger, maar Wegmisbruikers is zo leuk niet meer sinds die officier-af is (en de AVG uitgebreider werd nageleefd, maar dat terzijde). Het idee is dat je met artikel 5 alles kunt aanpakken dat concreet of dreigend gevaar oplevert, een kapstokartikel waar alle mogelijke gedragingen aan opgehangen kunnen worden.

Een mogelijk gevaarlijke gedraging is “een televisie voor je ogen binden en hopen dat deze niet crasht of zonder stroom komt tijdens het besturen van een motorvoertuig”. Want dat is de kern van zo’n Vision Pro: het is geen bril met een AR-overlay met een en ander, maar een beeldscherm waar (door een interne camera opgenomen) beeld van de buitenwereld om je heen wordt getoond met een overlay met een en ander. Valt het ding uit, dan zie je dus niets meer.

Ik citeer even het AD: In de gebruiksvoorwaarden van de Vision Pro geeft Apple aan dat de bril nooit gebruikt mag worden bij het besturen van een voertuig. Wanneer de bril in Nederland beschikbaar komt krijgen klanten een soortgelijke tekst voor hun ogen. Dat is nodig, want het aantal Nederlanders dat aangeeft de mobiele telefoon te gebruiken in het verkeer neemt al langere tijd toe, meldde verzekeraar Interpolis die dit al langere tijd in de gaten houdt. In een onderzoek van twee jaar terug gaf 71,5 procent van de Nederlanders aan het mobieltje wel eens te gebruiken tijdens het rijden of fietsen. Dat laatste was natuurlijk aanleiding om het in de hand houden van een telefoon apart strafbaar te stellen, artikel 61a RVV. De jurisprudentie daarbij is nogal breed: ook het klemmen onder je hoofddoek of het met klittenband aan je arm vastzetten van je telefoon is “vasthouden”. Gewoon op je schoot laten liggen is dat dan weer niet.

Het verschil? Bij de hoofddoek vond het Hof relevant dat je tussen het bellen door de telefoon moet pakken, bijvoorbeeld om op te hangen. Kennelijk is dat bij telefoons op schoot niet zo belangrijk, of is in die zaak dat argument niet aan de orde geweest. Het rekt de betekenis van “in de hand houden” wel een beetje op naar “zo meteen in de hand gaan houden”.

Een Vision Pro hou je niet in de hand, hij zit om je hoofd met een band. Dat was met die hoofddoek ook, en daarbij vond het Hof doorslaggevend dat je er geen handsfree interface bij hebt: Op grond van de in de Nota van Toelichting genoemde gronden, is het hof van oordeel dat ook de onderhavige wijze van telefoneren door de betrokkene onder het begrip ‘vasthouden’ als bedoeld in artikel 61a RVV 1990 dient te worden begrepen. Immers, anders dan wanneer gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen die uitdrukkelijk bestemd zijn om handsfree te bellen, zal de betrokkene bij het daadwerkelijk gebruik van de telefoon deze handmatig moeten bedienen, terwijl deze zich aan het oor bevindt. Daar komt bij dat in 2019 door de minister is ingegaan op de vraag of smartwatches om de pols niet ook ‘vastgehouden’ worden, omdat je die ook handmatig moet bedienen. Nee: Zoals hierboven al is opgemerkt valt het dragen van smartwatches en andere apparatuur, zoals internetbrillen, die zijn ontworpen om aan het lichaam te dragen, niet onder de definitie van het begrip «vasthouden». Een smartwatch dragen is dus niet verboden. Dit is verduidelijkt in de toelichting. Dit is alweer even geleden, maar ik vermoed dat men bij ‘internetbril’ dacht aan Google Glass (dus een bril met glas en daarop een projectie) en niet aan bijvoorbeeld de Oculus Rift, die net als de Vision Pro een scherm voor je ogen hangt. Ik kan bij terugzoeken op die term echt alleen referenties naar Google’s bril vinden.

De Vision Pro heeft dus géén handbediening nodig in de traditionele zin, zoals bij de telefoon onder de hoofddoek. Hij is ontworpen om aan het lichaam te dragen. Maar voor mij is dan toch doorslaggevend dat hij je zicht blokkeert en dus geen ‘bril’ is, zodat die uitzondering niet op zou gaan. Ik acht de kans dus reëel dat een rechter de Vision Pro toch een “telefoon” noemt en “om je hoofd doen” rekent onder “vasthouden”.

Arnoud

Het bericht Minister Harbers: ‘Bestuurders die Apple Vision Pro dragen achter stuur krijgen boete’ verscheen eerst op Ius Mentis.

28 NGOs urge EU DPAs to reject “Pay or Okay” on Meta

NOYB - None of your business - 16 februari 2024 - 8:00am
28 NGOs urge EU DPAs to reject “Pay or Okay” on Meta The European Data Protection Board (EDPB) will soon issue what is likely to be its most significant opinion to date Bathtup Pay or Okay

German credit agency earns millions through unlawful customer manipulation

NOYB - None of your business - 16 februari 2024 - 6:00am
German credit agency earns millions through unlawful customer manipulation The comapny uses manipulative designs to prevent people from obtaining a free copy of their data in accordance with law SCHUFA Complaint

Don’t Fall for the Latest Changes to the Dangerous Kids Online Safety Act 

Electronic Frontier Foundation (EFF) - nieuws - 15 februari 2024 - 11:27pm

The authors of the dangerous Kids Online Safety Act (KOSA) unveiled an amended version this week, but it’s still an unconstitutional censorship bill that continues to empower state officials to target services and online content they do not like. We are asking everyone reading this to oppose this latest version, and to demand that their representatives oppose it—even if you have already done so. 

TAKE ACTION

TELL CONGRESS: OPPOSE THE KIDS ONLINE SAFETY ACT

KOSA remains a dangerous bill that would allow the government to decide what types of information can be shared and read online by everyone. It would still require an enormous number of websites, apps, and online platforms to filter and block legal, and important, speech. It would almost certainly still result in age verification requirements. Some of its provisions have changed over time, and its latest changes are detailed below. But those improvements do not cure KOSA’s core First Amendment problems. Moreover, a close review shows that state attorneys general still have a great deal of power to target online services and speech they do not like, which we think will harm children seeking access to basic health information and a variety of other content that officials deem harmful to minors.  

We’ll dive into the details of KOSA’s latest changes, but first we want to remind everyone of the stakes. KOSA is still a censorship bill and it will still harm a large number of minors who have First Amendment rights to access lawful speech online. It will endanger young people and impede the rights of everyone who uses the platforms, services, and websites affected by the bill. Based on our previous analyses, statements by its authors and various interest groups, as well as the overall politicization of youth education and online activity, we believe the following groups—to name just a few—will be endangered:  

  • LGBTQ+ Youth will be at risk of having content, educational material, and their own online identities erased.  
  • Young people searching for sexual health and reproductive rights information will find their search results stymied. 
  • Teens and children in historically oppressed and marginalized groups will be unable to locate information about their history and shared experiences. 
  • Activist youth on either side of the aisle, such as those fighting for changes to climate laws, gun laws, or religious rights, will be siloed, and unable to advocate and connect on platforms.  
  • Young people seeking mental health help and information will be blocked from finding it, because even discussions of suicide, depression, anxiety, and eating disorders will be hidden from them. 
  • Teens hoping to combat the problem of addiction—either their own, or that of their friends, families, and neighbors, will not have the resources they need to do so.  
  • Any young person seeking truthful news or information that could be considered depressing will find it harder to educate themselves and engage in current events and honest discussion. 
  • Adults in any of these groups who are unwilling to share their identities will find themselves shunted onto a second-class internet alongside the young people who have been denied access to this information. 
What’s Changed in the Latest (2024) Version of KOSA 

In its impact, the latest version of KOSA is not meaningfully different from those previous versions. The “duty of care” censorship section remains in the bill, though modified as we will explain below. The latest version removes the authority of state attorneys general to sue or prosecute people for not complying with the “duty of care.” But KOSA still permits these state officials to enforce other part of the bill based on their political whims and we expect those officials to use this new law to the same censorious ends as they would have of previous versions. And the legal requirements of KOSA are still only possible for sites to safely follow if they restrict access to content based on age, effectively mandating age verification.   

KOSA is still a censorship bill and it will still harm a large number of minors

Duty of Care is Still a Duty of Censorship 

Previously, KOSA outlined a wide collection of harms to minors that platforms had a duty to prevent and mitigate through “the design and operation” of their product. This includes self-harm, suicide, eating disorders, substance abuse, and bullying, among others. This seemingly anodyne requirement—that apps and websites must take measures to prevent some truly awful things from happening—would have led to overbroad censorship on otherwise legal, important topics for everyone as we’ve explained before.  

The updated duty of care says that a platform shall “exercise reasonable care in the creation and implementation of any design feature” to prevent and mitigate those harms. The difference is subtle, and ultimately, unimportant. There is no case law defining what is “reasonable care” in this context. This language still means increased liability merely for hosting and distributing otherwise legal content that the government—in this case the FTC—claims is harmful.  

Design Feature Liability 

The bigger textual change is that the bill now includes a definition of a “design feature,” which the bill requires platforms to limit for minors. The “design feature” of products that could lead to liability is defined as: 

any feature or component of a covered platform that will encourage or increase the frequency, time spent, or activity of minors on the covered platform, or activity of minors on the covered platform. 

Design features include but are not limited to 

(A) infinite scrolling or auto play; 

(B) rewards for time spent on the platform; 

(C) notifications; 

(D) personalized recommendation systems; 

(E) in-game purchases; or 

(F) appearance altering filters. 

These design features are a mix of basic elements and those that may be used to keep visitors on a site or platform. There are several problems with this provision. First, it’s not clear when offering basic features that many users rely on, such as notifications, by itself creates a harm. But that points to the fundamental problem of this provision. KOSA is essentially trying to use features of a service as a proxy to create liability for speech online that the bill’s authors do not like. But the list of harmful designs shows that the legislators backing KOSA want to regulate online content, not just design.   

For example, if an online service presented an endless scroll of math problems for children to complete, or rewarded children with virtual stickers and other prizes for reading digital children’s books, would lawmakers consider those design features harmful? Of course not. Infinite scroll and autoplay are generally not a concern for legislators. It’s that these lawmakers do not like some lawful content that is accessible via online service’s features. 

What KOSA tries to do here then is to launder restrictions on content that lawmakers do not like through liability for supposedly harmful “design features.” But the First Amendment still prohibits Congress from indirectly trying to censor lawful speech it disfavors.  

We shouldn’t kid ourselves that the latest version of KOSA will stop state officials from targeting vulnerable communities.

Allowing the government to ban content designs is a dangerous idea. If the FTC decided that direct messages, or encrypted messages, were leading to harm for minors—under this language they could bring an enforcement action against a platform that allowed users to send such messages. 

Regardless of whether we like infinite scroll or auto-play on platforms, these design features are protected by the First Amendment; just like the design features we do like. If the government tried to limit an online newspaper from using an infinite scroll feature or auto-playing videos, that case would be struck down. KOSA’s latest variant is no different.   

Attorneys General Can Still Use KOSA to Enact Political Agendas 

As we mentioned above, the enforcement available to attorneys general has been narrowed to no longer include the duty of care. But due to the rule of construction and the fact that attorneys general can still enforce other portions of KOSA, this is cold comfort. 

For example, it is true enough that the amendments to KOSA prohibit a state from targeting an online service based on claims that in hosting LGBTQ content that it violated KOSA’s duty of care. Yet that same official could use another provision of KOSA—which allows them to file suits based on failures in a platform’s design—to target the same content. The state attorney general could simply claim that they are not targeting the LGBTQ content, but rather the fact that the content was made available to minors via notifications, recommendations, or other features of a service. 

We shouldn’t kid ourselves that the latest version of KOSA will stop state officials from targeting vulnerable communities. And KOSA leaves all of the bill’s censorial powers with the FTC, a five-person commission nominated by the president. This still allows a small group of federal officials appointed by the President to decide what content is dangerous for young people. Placing this enforcement power with the FTC is still a First Amendment problem: no government official, state or federal, has the power to dictate by law what people can read online.  

The Long Fight Against KOSA Continues in 2024 

For two years now, EFF has laid out the clear arguments against this bill. KOSA creates liability if an online service fails to perfectly police a variety of content that the bill deems harmful to minors. Services have little room to make any mistakes if some content is later deemed harmful to minors and, as a result, are likely to restrict access to a broad spectrum of lawful speech, including information about health issues like eating disorders, drug addiction, and anxiety.  

The fight against KOSA has amassed an enormous coalition of people of all ages and all walks of life who know that censorship is not the right approach to protecting people online, and that the promise of the internet is one that must apply equally to everyone, regardless of age. Some of the people who have advocated against KOSA from day one have now graduated high school or college. But every time this bill returns, more people learn why we must stop it from becoming law.   

TAKE ACTION

TELL CONGRESS: OPPOSE THE KIDS ONLINE SAFETY ACT

We cannot afford to allow the government to decide what information is available online. Please contact your representatives today to tell them to stop the Kids Online Safety Act from moving forward. 

Categorieën: Openbaarheid, Privacy, Rechten

Journalistenvakbond mag zich voegen in hoger beroep Royce de Vries / AD

Mr. Online (juridisch nieuws) - 15 februari 2024 - 4:20pm

Dat blijkt uit de uitspraak die het Hof hierover op 15 februari deed. De NVJ en het Persvrijheidsfonds vorderden dat zij zich in de zaak mochten voegen aan de kant van DPG, de uitgever van het AD. NVJ wil in de zaak opkomen voor de belangen van journalisten in het algemeen, en voor haar leden. Ook het Persvrijheidsfonds komt op voor zijn achterban van journalisten.

Toestemming

Het hof heeft dit nu toegestaan. Ze beslist dat de twee partijen voldoen aan de ontvankelijkheidseisen voor een collectieve actie in kort geding. Een door de Orde van Advocaten genoemde omstandigheid dat de hoofdzaak geen collectieve actie is, staat niet in de weg aan toelating van NVJ en Persvrijheidsfonds als aan de zijde van DPG gevoegde partij.

Verbod

Advocaat Royce de Vries, de zoon van de vermoorde misdaadjournalist Peter R. de Vries, spande het kort geding aan vanwege een geplande, verdere publicatie door het AD op basis van geluidsopnames. Vermoed wordt dat de opnames zijn gemaakt door zijn vader. Daarop verbood de Amsterdamse rechtbank het AD de publicatie van een nieuw verhaal. De voorzieningenrechter concludeerde enkele weken terug in zijn uitspraak in kort geding dat de belangen van de eiser en de orde zwaarder wegen dan het belang van de persvrijheid. Daarmee bedoelde ze ‘de bescherming van de rechten van anderen’ en het ‘voorkomen van verspreiden van vertrouwelijke mededelingen’.

Omkoping

Eerder had het AD al een verhaal gepubliceerd naar aanleiding van de opnames, over mogelijke omkoping van een justitiemedewerker door ex-strafrechtadvocaat en de inmiddels door deze affaire als BNNVARA-presentator gestopte Khalid Kasem. De voormalige kantoorgenoot van Peter R. de Vries ontkent de beschuldigingen die via het artikel zijn geuit.

Het gerechtshof in Amsterdam meldt dat het spoedappèl in deze zaak zal worden behandeld op 19 februari.

Het bericht Journalistenvakbond mag zich voegen in hoger beroep Royce de Vries / AD verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Pagina's

Abonneren op Informatiebeheer  aggregator - Rechten