U bent hier

Veranderingen in archiefvorming en archiefgebruik in een veranderende samenleving 1747-1847

TitelVeranderingen in archiefvorming en archiefgebruik in een veranderende samenleving 1747-1847
PublicatietypeArtikel
Publicatiejaar2020
AuteursKetelaar, E.
Volume133
UItgaveTijdschrift voor Geschiedenis, Volume 133, Issue 3, nov. 2020, p. 435 - 456
Publicatiedatum11/2020
UitgeverTijdschrift voor geschiedenis
Plaats uitgaveLeiden
TaalNL
ISSN Nummer2352-1163
RefMan10662
Samenvatting

Conclusie:

Drie bewegingen hebben de archiefvorming en het archiefgebruik tussen 1747 en 1847 ingrijpend beïnvloed. De eerste, de behoefte aan juridische legitimering, bleef van grote betekenis ook na 1813, maar werd als het ware ingebed in een tweede beweging, de opkomst van de statenkunde, die leidde tot de honger van de overheid naar informatie over samenleving en individu. Deze nam in de negentiende eeuw nog toe door de pogingen om, zoals de Zuid-Nederlandse statisticus Adolphe Quetelet het uitdrukte, l’homme moyen te vatten en dat in verschillende levensfasen en omstandigheden. Daarmee gepaard gingen veranderingen in de aard van de informatieverzameling en een toename van de archiefproductie.

De derde beweging was de ontwikkeling van nieuwe standaarden voor het gebruik van het bronnenmateriaal, in de eerste helft van de negentiende eeuw ingebed in wat Tollebeek heeft genoemd ‘de disciplinaire emancipatie’ van de geschiedbeoefening: geschiedenis ‘werd een vak apart’.73 Die heeft weinig of geen invloed gehad op de archiefvorming, maar des te meer op het archiefgebruik. De zich vanaf de achttiende eeuw ontwikkelende geschiedkunde richtte zich vooral op het opsporen en publiceren van archivalische bronnen. Kennelijk was dat ook in de eerste helft van de negentiende eeuw voldoende en had men er, behalve in een paar steden, geen behoefte aan verdere exploitatie van het cultureel erfgoed op te dragen aan een archivarius. Zuinigheid zal een rol gespeeld hebben. Zo weigerde de Amsterdamse gemeenteraad in 1844 de benoeming van een gemeentearchivaris vanwege de kosten van zo’n ‘nieuwe stedelijke betrekking […] die op dat oogenblik niet gebiedend gevorderd’ werd. Pas toen de functie in deeltijd kon worden uitgeoefend – de beoogde archivaris P. Scheltema werd in 1848 met financiële steun van het Rijk archivaris van de provincie Noord-Holland – stemde men met de benoeming in.74 Pas na 1850 zou het Archief de door Huistra genoemde symbolische waarde als disciplinevormende plaats krijgen.75

Naast of binnen deze drie bewegingen was er een opmerkelijke continuïteit van archiveringspraktijken zoals het resolutie- en het verbaalstelsel, waarin pas ver in de negentiende eeuw – en bij sommige overheden zelfs pas na de Tweede Wereldoorlog – veranderingen zouden komen. Die faseverschillen tussen overheden op nationaal, provinciaal en lokaal niveau zijn ook opmerkelijk. Niet alleen in de archiefvorming, maar ook in het archiefgebruik was er spanning tussen uniformiteit en regionale of lokale verscheidenheid. Die spanning lag bijvoorbeeld al besloten in het reglement van 1829 dat enerzijds uniforme openbaarheid van archieven beoogde, maar anderzijds de individuele archivaris bevoegd verklaarde om in een concreet geval archiefgebruik af te wijzen. Die spanning tussen eenheid en verscheidenheid betekende ook dat het aan gewestelijke en lokale krachten werd overgelaten om het archief in te zetten ter bevestiging en bevordering van nationale, regionale en lokale identiteiten.

URLhttps://www.aup-online.com/content/journals/10.5117/TVGESCH2020.3.002.KETE#html_fulltext
DOI10.5117/TVGESCH2020.3.002.KETE
Citation Keyref_10662

Informatiemodel:

Share/Deel